e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handgreep van de booromslag handvat: (h)ant˲vat (Bilzen) Het middelste gedeelte van een booromslag dat met één hand wordt rondgedraaid wanneer men boort met de omslagboor. [N 53, 161d; monogr.] II-12
handkar stootkar: stǫu̯tkār (Bilzen) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handkussen handje: hɛntšǝ (Bilzen), handkussentje: hantkęskǝ (Bilzen) Het handkussen is vlak en iets groter dan de oppervlakte van een hand. Het heeft aan de onderzijde een band waardoorheen de linkerhand gestoken wordt, zodat het kussen op de palm van de hand rust. Men gebruikt het handkussen voor het persen en afglanzen van mouwkoppen, schoudernaden en andere moeilijk bereikbare plaatsen (Gerritse, pag. 36). De informant van L 330 vermeldt dat men vroeger een mouwekussentje gebruikte en nu een klein handkussen hanteert. De informant van K 361 vermeldt dat bij het persen van de kraag deze wordt ø̄rondgezetø̄ op de persplank of op het handkussen. [N 59, 26a; N 59, 26b; N 59, 19e] II-7
handlanger dien(d)er: dīnǝr (Bilzen), handlanger: (h)antlaŋǝr (Bilzen  [(recenter dan maneuver)]  ), maneuver: manęjvǝr, mǝnęjvǝr (Bilzen), opperknecht: upǝrknɛ̄x (Bilzen) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9
handlangeren bijbrengen: bęjbręŋǝ (Bilzen) De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.] II-9
handmolen handmolentje: ha.ntmīǝlǝkǝ (Bilzen) Eenvoudige handmolen bestaande uit een koppel molenstenen met kleine spil, zwengel en steenkuip, in sommige gevallen uitgebreid met kaar en maalstoel. De molen werd gebruikt om graan te malen en in voorkomende gevallen ook voor het breken van zaden. De handmolen was in l 159a niet bekend. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N D, 1; N D, 2; JG 1a] II-3
handnaaimachine handlapmachine: hantlapmǝšīn (Bilzen), handmachine: hantmǝšīn (Bilzen), lapmachine: lapmǝšīn (Bilzen) Naaimachine die men met één hand in beweging brengt. De informant van L 416 merkt op, dat men de machine aandraait door middel van een rad met een knop. De informant van Q 111* spreekt van een machine met zwengel. De informant van Q 88 vermeldt dat men de handnaaimachine niet meer gebruikt. [N 59, 17c] II-7
handschaar ijzerscheer: ęjzǝršęjr (Bilzen), plaatscheer: plǭtšēǝr (Bilzen), plǭtšęjr (Bilzen) In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.] II-11
handschoen haas: haas - hase (Bilzen), hās - ə pōͅr hāəsə (Bilzen), paor hasen (Bilzen), ə por hasən (Bilzen), ’n haas (Bilzen, ... ), ’n həs (Bilzen), ’n paar haase (Bilzen) een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] || handschoen - een paar handschoenen [ZND 01u (1924)] || handschoen - handschoenen [ZND 01 (1922)] III-1-3
handvat handvat: hamp˲vǝt (Bilzen) Achterste deel van elke der twee kruiwagenberries, waar uitsparingen in het hout een betere greep op de berries mogelijk maken. [JG 1a; JG 1b; monogr.] I-13