e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepel reep: reep (Bilzen, ... ), rēp (Bilzen), rêp (Bilzen) Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] || Reep. [Willems (1885)] III-3-2
hoepelen repen: reepe (Bilzen, ... ), rêpen (Bilzen), /  reepe (Bilzen), repe (Bilzen) / [SND (2006)] || Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)] || hoepel drijven [SND (2006)] || Hoepelen. [ZND 01 (1922)] || Reepen. [Willems (1885)] III-3-2
hoepelrok hoepelrok: hoeppelrok (Bilzen), reeprok: Hoepelrok.  reeprok (Bilzen) Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)] III-1-3
hoest hoest: hoes (Bilzen) hoest [ZND 01 (1922)] III-1-2
hoesten hoesten: hoeste (Bilzen), huste (Bilzen) hoesten [ZND A2 (1940sq)] || kuchen [ZND 01 (1922)] III-1-2
hoeveelheid halmen voor een halve schoof opper: ępǝr (Bilzen) In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.] I-4
hoge herenschoen hoge schoen: hauge sjoen (Bilzen) Hoe noemt u in het algemeen het meestal leren voetbekleedsel met hak dat tot iets hoger dan de enkels kan komen (schoen?) [N 60 (1973)] III-1-3
hoge kaart(en) bonken van kaarten: boenke van kaot (Bilzen) een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje] [N 112 (2006)] III-3-2
hoge rijgschoen bottine: bottin (Bilzen) De halfhoge schoen die indertijd door iedereen werd gedragen? (bottine?) [N 60 (1973)] III-1-3
hoge schoen met elastieken tussenstukken boot (eng.): bōēts (Bilzen) Een bottine waarvan het overleer uit een stuk bestond. Aan beide zijden van de schoen was een lap elastiek verwerkt. Zie tek. 206c (eenstuksbottine, elastiekbottine?) [N 60 (1973)] III-1-3