17959 |
hurken |
(zich) bukken:
hə buktə zich (Q083p Bilzen),
huieren:
hoeiere (Q083p Bilzen),
zich op zijn hukken zetten:
sich op zən houkən zettən (Q083p Bilzen)
|
hij hurkte neer [ZND 01u (1924)] || hurken [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
22405 |
hutselen |
rammelen:
rammele (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen)
|
schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19886 |
huurhuis |
huurhuis:
hierhaus (Q083p Bilzen),
ierous (Q083p Bilzen),
īrous (Q083p Bilzen)
|
huurhuis [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
godspenning, enz.:
mīpenniŋ (Q083p Bilzen),
huur:
ier (Q083p Bilzen),
meepenning:
meipenning (Q083p Bilzen),
mēpenniŋ (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
mīpeniŋ (Q083p Bilzen),
mīpɛnniŋ (Q083p Bilzen),
Van Dale: meepenning, godspenning, huurpenning.
meipennink (Q083p Bilzen),
werdel:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
wèrel (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)] || Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)] || huurpenning [ZND 01 (1922)] || meepenning (handgeld) [ZND 01 (1922)] || Wordt er aan de nieuwe dienstboden een handgeld gegeven? Hoe heet dit? meepenning [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
houwelijk:
hauwelik (Q083p Bilzen)
|
huwelijk [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
19089 |
iemand uitschelden |
morren:
morren (Q083p Bilzen),
verwijten:
verwijten (Q083p Bilzen)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
op de begrafenis bidden:
znd 32, 71;
op de begraefenis beëen (Q083p Bilzen)
|
de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
21563 |
ijken |
ijken:
de gewichten éken (Q083p Bilzen),
pegelen:
de gewichte pegele (Q083p Bilzen),
də gəwichtə pegələn (Q083p Bilzen)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
17995 |
ijlen |
bazelen:
Niet algemeen.
baozele (Q083p Bilzen),
dollen:
dille (Q083p Bilzen),
ijlen:
aajle (Q083p Bilzen)
|
Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22756 |
ijsbaan |
scharrebrik:
sjerrebrik (Q083p Bilzen)
|
Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|