e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hurken (zich) bukken: hə buktə zich (Bilzen), huieren: hoeiere (Bilzen), zich op zijn hukken zetten: sich op zən houkən zettən (Bilzen) hij hurkte neer [ZND 01u (1924)] || hurken [ZND 01 (1922)] III-1-2
hutselen rammelen: rammele (Bilzen, ... ) schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren] [N 112 (2006)] III-3-2
huurhuis huurhuis: hierhaus (Bilzen), ierous (Bilzen), īrous (Bilzen) huurhuis [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
huurpenning godspenning, enz.: mīpenniŋ (Bilzen), huur: ier (Bilzen), meepenning: meipenning (Bilzen), mēpenniŋ (Bilzen, ... ), mīpeniŋ (Bilzen), mīpɛnniŋ (Bilzen), Van Dale: meepenning, godspenning, huurpenning.  meipennink (Bilzen), werdel: WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.  wèrel (Bilzen) Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)] || Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)] || huurpenning [ZND 01 (1922)] || meepenning (handgeld) [ZND 01 (1922)] || Wordt er aan de nieuwe dienstboden een handgeld gegeven? Hoe heet dit? meepenning [ZND 01u (1924)] III-3-1
huwelijk houwelijk: hauwelik (Bilzen) huwelijk [ZND 01 (1922)] III-2-2
iemand uitschelden morren: morren (Bilzen), verwijten: verwijten (Bilzen) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen op de begrafenis bidden: znd 32, 71;  op de begraefenis beëen (Bilzen) de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] III-2-2
ijken ijken: de gewichten éken (Bilzen), pegelen: de gewichte pegele (Bilzen), də gəwichtə pegələn (Bilzen) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] III-3-1
ijlen bazelen: Niet algemeen.  baozele (Bilzen), dollen: dille (Bilzen), ijlen: aajle (Bilzen) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)] III-1-2
ijsbaan scharrebrik: sjerrebrik (Bilzen) Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)] III-3-2