21221 |
karweien |
bidweg:
[bidweg?]
bieetweeg (Q083p Bilzen),
straatpoetsen:
stroat poetsen (Q083p Bilzen),
vegen:
végen (Q083p Bilzen)
|
onbetaalde arbeid verrichten aan openbare wegen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
31572 |
karwip |
krik:
krek (Q083p Bilzen),
wip:
wip (Q083p Bilzen)
|
Werktuig dat door smeden wordt gebruikt om karren op te lichten, bijvoorbeeld wanneer er onderdelen van een wiel zoals een naafbus of wielband vervangen moeten worden. Het bestaat uit een getande stang die door middel van een hefboom omhoog en omlaag kan worden bewogen. Mogelijk kunnen met de termen in dit lemma ook andere soorten heftoestellen worden bedoeld. Zie ook afb. 208. [N 17, 81; N 33, 283; monogr.]
II-11
|
19695 |
kast |
kast:
kas (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
sjieker dan sjaop
kas (Q083p Bilzen),
schap:
šōͅp (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
šōͅəp (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
kast [N 56 (1973)], [ZND 01 (1922)] || Leg die broden op de kast [ZND 05 (1924)]
III-2-1
|
32180 |
kastroede |
baar:
bār (Q083p Bilzen)
|
De metalen staaf in een hangkast, die rust op de geerlat. [N 54, 109]
II-12
|
32181 |
kastschroef |
kastenschroeven:
kasǝšrūvǝ (Q083p Bilzen),
kastensluiter:
kasǝsliǝr (Q083p Bilzen
[(enkelvoud: kasǝslūǝt)]
)
|
Speciaal soort schroef waarmee zijkant, onderkant en bovenkant van een kast met elkaar verbonden worden. Zie ook afb. 174. Kastschroeven bestaan uit twee delen die elk een zwaluwstaartvormig blad hebben; in het enen blad bevindt zich een gat, waar de schroef doorheen gaat, terwijl zich in het andere blad een gat met schroefdraad bevindt, waarin de schroef past (Vanherp, pag. 266). [N 54, 113]
II-12
|
30366 |
kastslot |
slot zonder klink:
slūǝt ˲zǫndǝr klęŋk (Q083p Bilzen)
|
Slot met één schoot die met behulp van een sleutel kan worden weggeschoven. [N 54, 103g]
II-9
|
19826 |
kat |
kat:
kat (Q083p Bilzen),
kát (Q083p Bilzen),
ook: poes(ke); minoeke, mieske; (kêtsje)
kat (Q083p Bilzen),
miesje:
ook: kat (kêtsje); minoeke, poes(ke)
mieske (Q083p Bilzen),
minousje:
ook: kat (kêtsje); poes(ke), mieske
minoēke (Q083p Bilzen),
poes:
ook: kat (kêtsje); minoeke, mieske
poes (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [Goossens 1b (1960)], [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
22311 |
katapult |
schieter:
sji.tər (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjes wegschieten? [Lk 01 (1953)]
III-3-2
|
23213 |
katholiek |
kalot (<fr.):
’ne kulot (Q083p Bilzen),
katholiek (<fr.):
kathelīēk (Q083p Bilzen),
ne katelīk (Q083p Bilzen),
’ne katholiek (Q083p Bilzen)
|
Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)] || Katholiek. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
katǫwǝn (Q083p Bilzen),
kǝtawn (Q083p Bilzen),
kǝtoǝn (Q083p Bilzen),
kǝtǫwn (Q083p Bilzen)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|