e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karweien bidweg: [bidweg?]  bieetweeg (Bilzen), straatpoetsen: stroat poetsen (Bilzen), vegen: végen (Bilzen) onbetaalde arbeid verrichten aan openbare wegen [ZND 36 (1941)] III-3-1
karwip krik: krek (Bilzen), wip: wip (Bilzen) Werktuig dat door smeden wordt gebruikt om karren op te lichten, bijvoorbeeld wanneer er onderdelen van een wiel zoals een naafbus of wielband vervangen moeten worden. Het bestaat uit een getande stang die door middel van een hefboom omhoog en omlaag kan worden bewogen. Mogelijk kunnen met de termen in dit lemma ook andere soorten heftoestellen worden bedoeld. Zie ook afb. 208. [N 17, 81; N 33, 283; monogr.] II-11
kast kast: kas (Bilzen, ... ), sjieker dan sjaop  kas (Bilzen), schap: šōͅp (Bilzen, ... ), šōͅəp (Bilzen, ... ) kast [N 56 (1973)], [ZND 01 (1922)] || Leg die broden op de kast [ZND 05 (1924)] III-2-1
kastroede baar: bār (Bilzen) De metalen staaf in een hangkast, die rust op de geerlat. [N 54, 109] II-12
kastschroef kastenschroeven: kasǝšrūvǝ (Bilzen), kastensluiter: kasǝsliǝr (Bilzen  [(enkelvoud: kasǝslūǝt)]  ) Speciaal soort schroef waarmee zijkant, onderkant en bovenkant van een kast met elkaar verbonden worden. Zie ook afb. 174. Kastschroeven bestaan uit twee delen die elk een zwaluwstaartvormig blad hebben; in het enen blad bevindt zich een gat, waar de schroef doorheen gaat, terwijl zich in het andere blad een gat met schroefdraad bevindt, waarin de schroef past (Vanherp, pag. 266). [N 54, 113] II-12
kastslot slot zonder klink: slūǝt ˲zǫndǝr klęŋk (Bilzen) Slot met één schoot die met behulp van een sleutel kan worden weggeschoven. [N 54, 103g] II-9
kat kat: kat (Bilzen), kát (Bilzen), ook: poes(ke); minoeke, mieske; (kêtsje)  kat (Bilzen), miesje: ook: kat (kêtsje); minoeke, poes(ke)  mieske (Bilzen), minousje: ook: kat (kêtsje); poes(ke), mieske  minoēke (Bilzen), poes: ook: kat (kêtsje); minoeke, mieske  poes (Bilzen) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [Goossens 1b (1960)], [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
katapult schieter: sji.tər (Bilzen) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjes wegschieten? [Lk 01 (1953)] III-3-2
katholiek kalot (<fr.): ’ne kulot (Bilzen), katholiek (<fr.): kathelīēk (Bilzen), ne katelīk (Bilzen), ’ne katholiek (Bilzen) Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)] || Katholiek. [ZND 01 (1922)] III-3-3
katoen katoen: katǫwǝn (Bilzen), kǝtawn (Bilzen), kǝtoǝn (Bilzen), kǝtǫwn (Bilzen) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7