e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kind (algemene benaming) kind: keind (Bilzen), kend (Bilzen, ... ), kind (Bilzen, ... ) kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] || kind; dat kind [ZND 01 (1922)] || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinderfluitje fluitje: e fleetsje van ɛn sênt (Bilzen), fleetsje van toêtelêrre (van keishoot) (Bilzen) allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen] [N 112 (2006)] || een fluitje gemaakt uit de holle stengel van een paardebloem [fiepertje] [N 112 (2006)] III-3-2
kinderfluitje uit vlierhout fluithout: (= fluitje vervaardigd uit het hout v.d.vlierstruik)  fleethoot (Bilzen) allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen] [N 112 (2006)] III-3-2
kinderhemd kinderhemdje: kinnerhimmeke (Bilzen), kènderhimmeke (Bilzen) Kinderondergoed, kinderhemd [N 114 (2002)] III-1-3
kinderhemd? onderlijfje: onderlaaifke (Bilzen) Onderhemd voor kinderen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van kinderen? [DC 62 (1987)] III-1-3
kinderkleren kinderkleren: kènderkleer (Bilzen) Kinderkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
kinderleest kinderleest: kęndǝrlę̄s (Bilzen), kinderleestje: kęndǝrlę̄skǝ (Bilzen) De leest voor kinderschoenen. Volgens de informant van Q 121c gaat het hier om de maten 18 tot en met 30. [N 60, 186a] II-10
kinderondergoed kinderondergoed: kènderondergoed (Bilzen), kènderondergoēd (Bilzen), kindsondergoed: kènsondergoēd (Bilzen) Kinderondergoed, kinderhemd [N 114 (2002)] || Ondergoed voor kinderen. [DC 62 (1987)] III-1-3
kinketting kinkettel: kenkętǝl (Bilzen), praam: prǭm (Bilzen) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kiekhoes (Bilzen), kīkūs (Bilzen) kinkhoest [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] III-1-2