17957 |
klauteren |
kledderen:
kledderen (Q083p Bilzen),
kleddərə (Q083p Bilzen),
kleveren:
klēͅvərə (Q083p Bilzen),
klêvere (Q083p Bilzen)
|
klauteren [ZND 01 (1922)] || Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
26301 |
klauw |
poot:
(mv)
pawtǝ (Q083p Bilzen)
|
Huid die een gedeelte van de poot bedekt. [N 60, 3d]
II-10
|
31951 |
klauwhamer |
gespleten hamel:
gǝspliǝtǝn hǭmǝl (Q083p Bilzen),
timmermanshamel:
temǝrmans(h)ǭmǝl (Q083p Bilzen)
|
Hamer waarvan de kop een gespleten en vaak ook gekromd uiteinde heeft, waarmee men spijkers uit het hout kan trekken. Van de klauwhamer bestaan verschillende uitvoeringen. Het oudere model heeft meestal geen gekromde hamerpin, het recentere model wel. Zie ook afb. 87. [N 53, 131; monogr.]
II-12
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
klęi̯ (Q083p Bilzen)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
kloavere boer (Q083p Bilzen)
|
Klaveren: klaveren boer. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
kleiage (Q083p Bilzen),
kledij
klèjaozje (Q083p Bilzen),
kleren:
kleer (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
kleeër (Q083p Bilzen),
kler (Q083p Bilzen),
kleren, kleding
kleer (Q083p Bilzen)
|
Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)] || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] || Kleren. Ga eens en wees zo goed, en zeg aan uw zuster dat ze de kleren van uw moeder moet afnaaien en met de borstel afborstelen [ZND 04 (1924)]
III-1-3
|
18285 |
kleerborstel |
borstel:
’ne bossel (Q083p Bilzen),
kleerborstel:
ne kleerbossel (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
19389 |
kleerhanger |
houtje:
hø̜ltšǝ (Q083p Bilzen),
ø̜ltšǝ (Q083p Bilzen),
kapstok:
kapstǫk (Q083p Bilzen)
|
Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.]
II-7
|
19677 |
kleerkast |
hangkast:
(h)aŋkas (Q083p Bilzen),
hangschap:
(h)aŋšōͅp (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
klederkast:
kleͅi̯ərkas (Q083p Bilzen),
kleerkast:
klērkas (Q083p Bilzen)
|
kleerkast [N 56 (1973)], [N 56 (1973)], [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
houten kist:
hoͅu̯tə kes (Q083p Bilzen)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|