e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleermaker kleer-/kledermaker: klērmē̜kǝr (Bilzen), snijder: snājdǝr (Bilzen) Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.] II-7
kleermaker - smaadnamen, bijnamen lappenschelm: lapǝšęlǝm (Bilzen), lapppendief: lapǝdīf (Bilzen), voddenman: vodǝman (Bilzen), voddenschelm: vodǝšęlǝm (Bilzen) Scheld- of spotnamen en bijnamen voor de kleermaker. [N 59, 197c] II-7
kleermakersbedrijf kleermakerij: klērmē̜kǝrāj (Bilzen) Algemene benaming voor het kleermakersbedrijf. [N 59, 202b; monogr.] II-7
kleermakersborstel borstel: bosǝl (Bilzen), klopper: klǫpǝr (Bilzen) Borstel, meestal van paardenhaar, waarmee men bij het persen de wolvezels in de goede richting schuiert. In het algemeen borstelt men hiermee stof en kleren schoon. Zie afb. 20. [N 59, 32] II-7
kleermakerskrijt kleer-/kledermakerskrijt: klērmē̜kǝrskrē̜jt (Bilzen), krijt: krē̜jt (Bilzen) Het kleermakerskrijt wordt gebruikt om patronen op de stof over te nemen. Deze krijtlijnen verwijdert men later weer. Het krijt is vier- of driehoekig van vorm (Gerritse, pag. 21) en voelt vettig aan (Papenhuyzen III, pag. 9). Men kan ook met behulp van een zogenaamde rokkenspuit een lijn trekken. Door verstuiven van krijtpoeder kan men hiermee een lijn op de rok trekken om een rechte zoom te krijgen op de juiste hoogte. Zie afb. 6 en 7. [N 59, 5; N 62, 66; monogr.] II-7
kleermakersschaar kleer-/kledermakersscheer: klērmē̜kǝrsšęjr (Bilzen) Met de kleermakersschaar kan een bepaalde schaar bedoeld zijn die wat zwaarder van uitvoering is dan bijvoorbeeld een coupeuseschaar. [N 59, 16b; N 59, 16a] II-7
kleermakerstafel kleermakerstafel: klērmē̜kǝrstǫfǝl (Bilzen), naaitafel: nē̜tǫfǝl (Bilzen), tafel: tǫfǝl (Bilzen) De tafel waarop of waaraan de kleermaker werkt. Deze tafel wordt gewoonlijk gemaakt van vurenhout. Dikwijls laat men op de tafel een triplex blad maken, omdat vurenhout wel eens splintert en men geen last wil hebben van naden trekken in het blad (Papenhuyzen III, pag. 6). [N 59, 1a] II-7
kleermakersvak kleermakersstiel: klērmē̜kǝrsstīl (Bilzen) De algemene benaming voor het vak van kleermaker. [N 59, 202a; monogr.] II-7
kleermakerszit kleermakerszit: klērmē̜kǝrszet (Bilzen) Wijze van zitten van de kleermaker op de kleermakerstafel, met gekruiste benen. Zie afb. 30. [N 59, 199; monogr.] II-7
klei delven klei steken: klęj stē̜kǝ (Bilzen), leem omgraven: lēm emgrǭvǝ (Bilzen), leem omsteken: lēm emstē̜kǝ (Bilzen), leem omzetten: lēm emzętǝ (Bilzen), leem steken: lēm stē̜kǝ (Bilzen) Vroeger werd de gestoken klei in de put bereid; toen de kleiputten verder van de fabriek af kwamen te liggen, moest de grondstof op karren worden geladen voor het vervoer naar de opslagplaats. Meestal heeft men één term voor beide handelingen, zo niet, dan wordt de andere in het lemma erbij gegeven. In L 270 moest de klei v√≥√≥r het gebruik van excavateurs in de kleigroeven soms trapsgewijs vanuit de kleiput met een schop naar boven worden gegooid, tot deze uiteindelijk op de begane grond terecht kwam. Op elk van de daarvoor gebruikte horizontale vlakken lag een houten vlonder, waarop een werkman stond. De arbeider in de kleiput gooide de kleikluiten op het eerste vlak; van hier werden ze op het tweede vlak gegooid en zo verder. Men noemde dit: ɛop het schavot werkenɛ (Tegels Dialek, pag. 113).' [N 98, 27; N 98, 30; monogr.] II-8