33997 |
kletsoor |
klatsoor:
kladzǫu̯ǝr (Q083p Bilzen),
klesoor:
klǝzǫu̯ǝr (Q083p Bilzen)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbelwijf:
n bobbelwijf (Q083p Bilzen),
klappei:
klappee (Q083p Bilzen),
zaagdeem:
onduidelijk
zoagdem (Q083p Bilzen),
zaagteil:
zōͅgtēl (Q083p Bilzen),
zaagtrien:
n zoagtrien (Q083p Bilzen),
zeverdoos:
n zeeverdoës (Q083p Bilzen)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] || klappei [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
32155 |
kleuren |
kleuren:
klęjǝrǝ (Q083p Bilzen)
|
In het algemeen de meubels van een kleur voorzien. Zie ook de volgende lemmata. [N 56, 41a]
II-12
|
32156 |
kleursel |
bruinsel:
brǫwnsǝl (Q083p Bilzen)
|
In dit lemma zijn een aantal algemene benamingen voor houtkleursel opgenomen. Zie ook de volgende lemmata. [N 56, 44a]
II-12
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleir (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
29825 |
klezoor |
kwartje:
kwartšǝ (Q083p Bilzen)
|
Het vierde deel van een metselsteen. Een klezoor kan door de metselaar worden gemaakt door met de troffel een deel van een metselsteen af te slaan. Daarnaast worden klezoren ook in het juiste formaat door steenfabrieken vervaardigd. Ze dienen tot het verkrijgen van een deugdelijk metselverband. [N 31, 19c; monogr.]
II-8
|
20720 |
kliekje |
opgewarmde kost:
opgewêrmde kos (Q083p Bilzen),
overschotten:
iëversjiëtsjes van gistere, van zondag (enzovoort)
iëversjiët (Q083p Bilzen)
|
kliekjes, opgewarmde maaltijd [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
kliere (Q083p Bilzen),
klieren (Q083p Bilzen),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
kliere (Q083p Bilzen),
knotsen:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
he heb knotsen in z`en nak (Q083p Bilzen),
sint-markoen:
sinte Marcoen (Q083p Bilzen)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
klieven:
(hoot) kliēve (Q083p Bilzen),
klīvǝ (Q083p Bilzen)
|
Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] || Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
II-12, III-1-2
|
30449 |
klikplank |
klikplank:
klekplaŋk (Q083p Bilzen)
|
Plank die aan de zijkant is voorzien van messing en groef. [N 54, 132a; monogr.]
II-9
|