e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kletsoor klatsoor: kladzǫu̯ǝr (Bilzen), klesoor: klǝzǫu̯ǝr (Bilzen) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf babbelwijf: n bobbelwijf (Bilzen), klappei: klappee (Bilzen), zaagdeem: onduidelijk  zoagdem (Bilzen), zaagteil: zōͅgtēl (Bilzen), zaagtrien: n zoagtrien (Bilzen), zeverdoos: n zeeverdoës (Bilzen) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] || klappei [ZND 01 (1922)] III-3-1
kleuren kleuren: klęjǝrǝ (Bilzen) In het algemeen de meubels van een kleur voorzien. Zie ook de volgende lemmata. [N 56, 41a] II-12
kleursel bruinsel: brǫwnsǝl (Bilzen) In dit lemma zijn een aantal algemene benamingen voor houtkleursel opgenomen. Zie ook de volgende lemmata. [N 56, 44a] II-12
kleurx kleur: kleir (Bilzen, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klezoor kwartje: kwartšǝ (Bilzen) Het vierde deel van een metselsteen. Een klezoor kan door de metselaar worden gemaakt door met de troffel een deel van een metselsteen af te slaan. Daarnaast worden klezoren ook in het juiste formaat door steenfabrieken vervaardigd. Ze dienen tot het verkrijgen van een deugdelijk metselverband. [N 31, 19c; monogr.] II-8
kliekje opgewarmde kost: opgewêrmde kos (Bilzen), overschotten: iëversjiëtsjes van gistere, van zondag (enzovoort)  iëversjiët (Bilzen) kliekjes, opgewarmde maaltijd [N 16 (1962)] III-2-3
klierziekte klieren: kliere (Bilzen), klieren (Bilzen), De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kliere (Bilzen), knotsen: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  he heb knotsen in z`en nak (Bilzen), sint-markoen: sinte Marcoen (Bilzen) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)] III-1-2
klieven klieven: (hoot) kliēve (Bilzen), klīvǝ (Bilzen) Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] || Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)] II-12, III-1-2
klikplank klikplank: klekplaŋk (Bilzen) Plank die aan de zijkant is voorzien van messing en groef. [N 54, 132a; monogr.] II-9