e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klimop klimop: -  klimop (Bilzen), wintergroen: -  wintərgrIən (Bilzen), wèntergrie:n (Bilzen) klimop [DC 68 (1993)], [ZND 36 (1941)] III-4-3
klink val: val (Bilzen) Plaats op de steiger waar een uiteinde van één van de steigerplanken niet voldoende is ondersteund. Daardoor ontstaat het gevaar dat de plank opwipt wanneer men erover loopt. [N 32, 4; monogr.] II-9
klinken kaken: Van mensen.  kaeke (Bilzen), klinken: klinke (Bilzen), laweit maken: lewaet maoke (Bilzen), luiden: Van klokken.  löjje (Bilzen), nagelen: nęxǝlǝ (Bilzen), riveren: rǝvīrǝ (Bilzen), tampen: Van ? (onleesbaar)  tampe (Bilzen) De loopzool met metalen spijkertjes aan het bovenwerk bevestigen. [N 60, 146a] || Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)] || Twee metalen delen van een werkstuk met elkaar verbinden door middel van klinknagels. De al dan niet verwarmde klinknagel wordt daartoe eerst met behulp van de nageltang in het voorgeboorde gat van de aan elkaar te bevestigen delen geplaatst. Met de ophaler wordt de klinknagel vervolgens zo ver mogelijk opgetrokken. Dan wordt het penvormige uiteinde van de klinknagel met de klinkhamer tot een kop geslagen. Tijdens deze handelingen wordt het andere uiteinde van de klinknagel met behulp van de domper tegengehouden. De nieuwgevormde kop van de klinknagel wordt tenslotte met de dopper afgerond. Zie ook de lemmata "klinkhamer", "domper", "dopper", "nageltang", etc. IJzeren klinknagels boven 9 mm dikte worden voor verwerking doorgaans heet gemaakt in een veldsmidse of kleine gloeioven. Kleine, van koper, messing of zacht ijzer vervaardigde klinknagels kunnen ook koud worden geklonken. [N 64, 98; N 66, 44; monogr.] II-10, II-11, III-1-1
klinkhamer bankhamel: baŋk(h)ǭmǝl (Bilzen), riveerhamel: rǝvīrhǭmǝl (Bilzen) Hamer voor klinkwerkzaamheden. Volgens verschillende zegslieden wordt als klinkhamer vaak een bankhamer gebruikt. Dit type hamer heeft een kop van staal en een houten handvat. Het gewicht ligt rond de 1,3 kg. De pen aan de kop van de hamer wordt gebruikt om de klinknagelkop te vormen, de vlakke baan voor het slaan op de ophaler en dopper. Zie ook afb. 178 en de toelichting bij de lemmata "bankhamer", "ophaler" en "dopper". [N 33, 64; N 64, 39h; N 66, 6h; monogr.] II-11
klinknagel rivet: rǝvęt (Bilzen) Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.] II-11
klinkspijkertjes lamberts: lambę̄rs (Bilzen), semencen: sǝmǭzǝ (Bilzen), spangnagels: spaŋnę̄gǝl (Bilzen), steeksemencetjes: stę̄ksǝmǭskǝs (Bilzen) Diverse soorten spijkertjes waarmee men klinkt. Volgens de informant van L 163a zijn tacks vierkant en taps met een ronde, platte kop. Volgens de informant van Q 253 is semences de verzamelnaam voor gewone, ronde, ijzeren spijkertjes met platte kop en een lengte van 8 tot 14 mm. [N 60, 146b] II-10
klinkvoet botte voet: bǫtǝ vut (Bilzen), ijzeren voet: ęjzǝrǝ vut (Bilzen) IJzeren of stenen voet waarop men klinkt. [N 60, 147a] II-10
klisklezoor halve brik: hāvǝ brek (Bilzen) Metselsteen die op zijn platte kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie afb. 28. Zie voor het woordtype papenkul ook RhWb (VI) kol. 648 s.v. ɛPfaffenk√∂llɛ: ø̄̄die H√§lfte eines der L√§nge nach gespaltenen Ziegelsteines, wobei beide H√§lften quadratische Kopffl√§chen erhalten, in der Maurerspr. Aach-Stdt.ø̄̄' [N 31, 19d; N 31, 19e; monogr.] II-8
klit klis: klêës (Bilzen), klister: klēͅstər (Bilzen) klis [ZND 01 (1922)] III-4-3
klokhuis groef: grōf (Bilzen), keen: kiejen (Bilzen), klokhuis: klokas (Bilzen), klokhaus (Bilzen) klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] III-2-3