e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koffiekannetje bidon: bǝduŋ (Bilzen), kruikje: kręjkskǝ (Bilzen) Flesvormig, blauw gëmailleerd metalen koffiekannetje met beugelsluiting. [N 98, 13; monogr.] II-8
koffievos, brandvos brandvoes: brant˲vuš (Bilzen) Vospaard met donkerbruine of koffiekleurige vacht. [N 8, 63i en 63j] I-9
kogellager kussen: (mv)  kę̄jsø̜s (Bilzen) Ondersteuning van het staakijzer in de vorm van een bus met stalen kogels. Het kogellager vormt op veel plaatsen de vervanger van de oudere steenbus. [Vds 128; Coe 116; Grof 138] II-3
koken (intr.) koken: koeoken (Bilzen), kôêkə (Bilzen) koken [RND], [ZND 04 (1924)] III-2-3
kolen klotkolen: klǫtkuǝlǝ (Bilzen), mul: mø̜l (Bilzen) Brandstof voor de oven. Coopman (pag. 71) onderscheidt de volgende soorten kolen: a. polies, b. strooigoed, c. boonen, d. fijnen. De polies, grote brokken kolen, vormden de brandstof in de stookgangen. Zie ook de lemmata ɛstukkoolɛ, ɛfijnkoolɛ en ɛkoolgruisɛ in wld II.5, pag. 215, 216. In Q 83 gebruikte men voor de veldoven goede Luiker kolen (guj lājk\r ku\l\). In de ɛjachtenɛ gooide men klotkolen, over de stenen strooide men steenkoolgruis. De ɛstukkoolɛ uit Q 121b moest klein gemaakt worden. Men zei dan: de kool moet geklopt werden (mot jeklǫpt wē\d\).' [monogr.; N 98, 115 add.] II-8
kolen strooien mul schudden: mø̜l šędǝ (Bilzen) Kolen strooien tussen de steenlagen in de veldoven. Zie ook het lemma ɛkolenɛ.' [monogr.; N 98, 115, add.] II-8
kolengat kolenbak: kuǝlǝbak (Bilzen), kolenkot: kuǝlǝkūt (Bilzen) De plaats onder het smidsvuur waar de smeedkolen opgeslagen werden. Zie ook afb. 6. [N 33, 27] II-11
kolengruis mul: møl (Bilzen) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop schoep: šup (Bilzen) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolk kolk: kǫlǝk (Bilzen) De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81] II-3