e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krentenbol brioche-tje: briosjke (Bilzen) krentebroodje, krentebol [N 16 (1962)] III-2-3
krentenbrood krentenbrood: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krentebraud (Bilzen), krintebroud (Bilzen), krentenmik: krêntemik (Bilzen), krentenmikje: krentəmekskə (Bilzen), krèntemikske (Bilzen) brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentenbrood [N 16 (1962)], [ZND 28 (1938)] || wittebroodje of krentebroodje [N 16 (1962)] III-2-3
kreukel gekronkeld (volt. deelw.): Aanvulling.  gekrinkeld (Bilzen), kreukel: krjèkel (Bilzen), kronkel: krinkel (Bilzen), valse plooi: valse ploj (Bilzen), verkronkeld (volt. deelw.): Aanvulling.  verkrinkeld (Bilzen) Kreukel. Ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, fronsel, valse plooi, kneuker, freutel] [N 114 (2002)] III-1-3
kreukelen plooien: het ploït (Bilzen) Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)] III-1-3
kreunen jammeren: jeïmere (Bilzen) kreunen [ZND 01 (1922)] III-1-4
kreunen van de pijn jammeren: jeimere (Bilzen), keken: kéék (Bilzen) hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] || kreunen [ZND 01 (1922)] III-1-2
kreupel kreupel: ne krièpele (Bilzen) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
kreupel zijn (een) lamme: lǭmǝ (Bilzen) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kribbebijter kribbebijter: krebǝbi.tǝr (Bilzen), krebǝbęi̯tǝr (Bilzen) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
kriel kriel: kriǝl (Bilzen) Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e] II-3