e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweekduif kweker: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  kweekers (Bilzen), {duif} voor de kweek: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ... vör de kweek (Bilzen) Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)] III-3-2
kwezel kwezel: kwieëzel (Bilzen) Kwezel. [ZND 01 (1922)] III-3-3
kwijl zever: zeever (Bilzen) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)] III-1-1
kwispelstaarten kwispelen: kwispele (Bilzen) Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)] III-2-1
laag grond laag: loeëg (Bilzen) laag (znw.) [ZND 01 (1922)] III-4-4
laag klei bank leem: baŋk lēm (Bilzen  [(100 tot 120 cm breed)]  ), laag leem: luǝx lēm (Bilzen) Kleilaag waarvan men stenen vormt, nadat de grondstof op de juiste manier is bewerkt. Het woordtype stol leem verwijst ernaar dat in Q 211 een berg in het heuvellandschap werd afgegraven. [N 98, 20; monogr.; N 98, 27 add.] II-8
laag schoven op de wagen ring: ra.ŋk (Bilzen), re.ŋk (Bilzen) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laagte in het landschap laagte: lęi̯gdǝ (Bilzen) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) boets (<eng.): [P. Slechten]  ne boēts (Eng.) (Bilzen), bot: bot (Bilzen), botten (Bilzen) Het schoeisel dat gedeeltelijk ook het been boven de enkel bedekt? (laars?) [N 60 (1973)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3
laarzebeen bottebeen: bǫtǝbę̄n (Bilzen) De houten vorm, in de vorm van een been of voet, waarop laarzen en bottines uitgespannen worden. Zie afb. 33. [N 60, 68a; N 60, 69b] II-10