21943 |
kweekduif |
kweker:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
kweekers (Q083p Bilzen),
{duif} voor de kweek:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
... vör de kweek (Q083p Bilzen)
|
Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
kwieëzel (Q083p Bilzen)
|
Kwezel. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
zever:
zeever (Q083p Bilzen)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispele (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24925 |
laag grond |
laag:
loeëg (Q083p Bilzen)
|
laag (znw.) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
29611 |
laag klei |
bank leem:
baŋk lēm (Q083p Bilzen
[(100 tot 120 cm breed)]
),
laag leem:
luǝx lēm (Q083p Bilzen)
|
Kleilaag waarvan men stenen vormt, nadat de grondstof op de juiste manier is bewerkt. Het woordtype stol leem verwijst ernaar dat in Q 211 een berg in het heuvellandschap werd afgegraven. [N 98, 20; monogr.; N 98, 27 add.]
II-8
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
ra.ŋk (Q083p Bilzen),
re.ŋk (Q083p Bilzen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lęi̯gdǝ (Q083p Bilzen)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
boets (<eng.):
[P. Slechten]
ne boēts (Eng.) (Q083p Bilzen),
bot:
bot (Q083p Bilzen),
botten (Q083p Bilzen)
|
Het schoeisel dat gedeeltelijk ook het been boven de enkel bedekt? (laars?) [N 60 (1973)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
30971 |
laarzebeen |
bottebeen:
bǫtǝbę̄n (Q083p Bilzen)
|
De houten vorm, in de vorm van een been of voet, waarop laarzen en bottines uitgespannen worden. Zie afb. 33. [N 60, 68a; N 60, 69b]
II-10
|