24418 |
langpootmug |
horlogemaker:
herlouzjemaeker (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
lang wit:
e lang wit (Q083p Bilzen),
lang wit brood:
e lang wit braud (Q083p Bilzen)
|
langwerpig wittebrood [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
bles:
blęs (Q083p Bilzen),
lange streep:
laŋ strīp (Q083p Bilzen),
streep:
strī.p (Q083p Bilzen)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
`t geet lansem (Q083p Bilzen)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
latieën (Q083p Bilzen),
latiən (Q083p Bilzen)
|
lantaarn [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
lap (Q083p Bilzen),
lap (stof) (Q083p Bilzen),
lapje:
lêpke (iëversjoët) (Q083p Bilzen),
stuk stof:
stèk stof (Q083p Bilzen),
turks leer:
turks lèr (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt U: een lap stof [N 62 (1973)] || lap [ZND A1 (1940sq)] || Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
28836 |
lap stof |
stuk stof:
stø̜k stǫf (Q083p Bilzen)
|
Een lap of stuk stof. [N 62, 71b; MW]
II-7
|
31291 |
lasapparaat |
laspost:
laspǫs (Q083p Bilzen)
|
In het algemeen een toestel om te lassen. Zie ook de toelichting bij het lemma "wellen, lassen". Met de meer algemene woordtypen lasapparaat, schweissapparat (d.) en laspost zal wel vaak een autogeen lasapparaat bedoeld worden. Zie ook afb. 42. [N 33, 188-189; monogr.]
II-11
|
31292 |
lasbrander |
brandbek:
brant˱bɛk (Q083p Bilzen),
brander:
bran(d)ǝr (Q083p Bilzen),
gasbek:
gās˱bɛk (Q083p Bilzen),
lasbrander:
las˱branǝr (Q083p Bilzen)
|
Lasapparaat dat bestaat uit een metalen buis met tuitvormig mondstuk en twee toevoerleidingen, één voor de brandstof en één voor het verbrandingsmiddel (meestal zuurstof). Als brandstof kan waterstof, lichtgas of acetyleengas worden gebruikt. Zie ook afb. 43. [N 33, 190; monogr.]
II-11
|
31296 |
laskap, lashelm |
lashelm:
las(h)ɛlǝm (Q083p Bilzen),
laskap:
laskap (Q083p Bilzen)
|
Metalen kap met donkergroen ruitje waarmee tijdens het elektrisch lassen hoofd en ogen tegen straling en metaalspetters beschermd worden. De laskap wordt met één hand vastgehouden, de lashelm wordt op het hoofd gezet. Zie ook afb. 46. [N 33, 192]
II-11
|