32186 |
ledikantschroef |
bedschroef:
bętšrūf (Q083p Bilzen),
kastenschroef:
kasǝšrūf (Q083p Bilzen),
kastschroef:
kasšrūf (Q083p Bilzen)
|
Speciaal soort schroef waarmee de zijsponde van een bed aan hoofd- en voetensponde wordt vastgemaakt. In de ronde kop van de schoef is een gat aangebracht waarin een schoevendraaier of, aldus de respondent uit Bilzen (Q 83), een drevel kan worden gestoken om de schroef aan te draaien. Om de ledikantschroef te kunnen bevestigen wordt in de zijsponde een gleuf uitgehakt. Zie ook afb. 176. De schroef wordt ook wel gebruikt om zij- en bovenkant van kasten met elkaar te verbinden. [N 54, 111]
II-12
|
22416 |
leefnet |
leefnet:
laefnèt (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
ɛt laefnèt (Q083p Bilzen),
visnet:
vèsnèt (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen)
|
het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
adderdoem (Q083p Bilzen)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
20953 |
leeg, gezegd van een noot |
kwaad:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
koaie nēēt (Q083p Bilzen)
|
loze noot [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
liëg (Q083p Bilzen)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18920 |
leegloper |
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4
leegleeper (Q083p Bilzen),
lieëgleper (Q083p Bilzen)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24931 |
leem, pijpaarde |
leem:
léèm (Q083p Bilzen)
|
leem [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
19365 |
leep, doortrapt |
uitgeslapen:
outgeslaope (Q083p Bilzen)
|
doortrapte kerel [ZND 30 (1939)]
III-1-4
|
30816 |
leerjongen |
leerjong:
lęjrjuŋ (Q083p Bilzen),
loopjong:
lōpjuŋ (Q083p Bilzen)
|
De jongste knecht in het timmerbedrijf die onder leiding van een ervaren vakman het vak leert. [N 55, 172c; N 55, 173a-b]
II-12
|
21593 |
leerling |
schoolkind:
šoəlkent (Q083p Bilzen)
|
schoolkind [ZND 12 (1926)]
III-3-1
|