26588 |
malen |
malen:
mǭ(ǝ)lǝ (Q083p Bilzen),
mǭ.lǝ (Q083p Bilzen)
|
Graan fijnmaken met behulp van een molen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbreken, snijdenɛ. Het woordtype malen heeft in P 53, P 58, Q 77a en Q 83 naast de bovengenoemde algemene betekenis ook de specifieke betekenis ø̄de bewerking die de graankorrel ondergaat op het ɛmaalvlakɛ van de molensteenø̄. Vanderspickken (pag. 61) merkt daarover op: ø̄Als het graan tussen de maalstenen komt, wordt het eerst in het midden van de steen gebroken of gesneden en meer naar de buitenkant toe gewreven of gemalen.ø̄' [N O, 36a; JG 1a; Vds 4; Jan 8; Coe 8; Grof 17; monogr.]
II-3
|
26638 |
malooi |
gebakte:
gǝbęqdǝ (Q083p Bilzen),
gǝbɛqdǝ (Q083p Bilzen),
maalzak:
mǭlzak (Q083p Bilzen),
zak:
zak (Q083p Bilzen)
|
De hoeveelheid graan die men naar de molen brengt en die groot genoeg is om er één of twee keer van te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmaalgoedɛ en ɛbakmeelɛ.' [JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2c; monogr.; N D, 33 add.]
II-3
|
20969 |
mals |
mals:
mals (Q083p Bilzen)
|
Goedgelooid, zacht, lenig, buigzaam, gezegd van leer. [N 60, 9]
II-10
|
20205 |
man |
man:
de man es aad (Q083p Bilzen),
de man is aad (Q083p Bilzen),
dēͅ man (Q083p Bilzen),
de͂ man (Q083p Bilzen),
eͅs tēͅ man hae (Q083p Bilzen),
man (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
die man [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)] || is die man hier ? [ZND A2 (1940sq)] || man [RND], [RND] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
22012 |
man die de behaalde tijden afleest |
helper:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
den (h)êlper (Q083p Bilzen)
|
de man die de behaalde tijden afleest? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22011 |
man die de uitslag bepaalt |
resultaatsman:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
de rèzultaotman (Q083p Bilzen),
uitteller:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
den auttéller (Q083p Bilzen)
|
de man die de uitslag bepaalt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24203 |
man, mannelijke zangvogel |
man:
man (Q083p Bilzen)
|
mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18422 |
manchet |
boord van de mouw:
bôet vàn də mou (Q083p Bilzen),
manchet:
ma͂osjét (Q083p Bilzen),
ma͂ősjèt (Q083p Bilzen)
|
de boord onder aan de mouw (manchet?) [N 59 (1973)] || Hoe noemt U de manchet [N 62 (1973)]
III-1-3
|
26825 |
mand |
kerb:
kɛrǝp (Q083p Bilzen),
mand:
mān (Q083p Bilzen)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
22142 |
mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te leren |
opleerkorf:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
’nen opleïrkérf (Q083p Bilzen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)]
III-3-2
|