e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
malen malen: mǭ(ǝ)lǝ (Bilzen), mǭ.lǝ (Bilzen) Graan fijnmaken met behulp van een molen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbreken, snijdenɛ. Het woordtype malen heeft in P 53, P 58, Q 77a en Q 83 naast de bovengenoemde algemene betekenis ook de specifieke betekenis ø̄de bewerking die de graankorrel ondergaat op het ɛmaalvlakɛ van de molensteenø̄. Vanderspickken (pag. 61) merkt daarover op: ø̄Als het graan tussen de maalstenen komt, wordt het eerst in het midden van de steen gebroken of gesneden en meer naar de buitenkant toe gewreven of gemalen.ø̄' [N O, 36a; JG 1a; Vds 4; Jan 8; Coe 8; Grof 17; monogr.] II-3
malooi gebakte: gǝbęqdǝ (Bilzen), gǝbɛqdǝ (Bilzen), maalzak: mǭlzak (Bilzen), zak: zak (Bilzen) De hoeveelheid graan die men naar de molen brengt en die groot genoeg is om er één of twee keer van te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmaalgoedɛ en ɛbakmeelɛ.' [JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2c; monogr.; N D, 33 add.] II-3
mals mals: mals (Bilzen) Goedgelooid, zacht, lenig, buigzaam, gezegd van leer. [N 60, 9] II-10
man man: de man es aad (Bilzen), de man is aad (Bilzen), dēͅ man (Bilzen), de͂ man (Bilzen), eͅs tēͅ man hae (Bilzen), man (Bilzen, ... ) die man [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)] || is die man hier ? [ZND A2 (1940sq)] || man [RND], [RND] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)] III-3-1
man die de behaalde tijden afleest helper: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  den (h)êlper (Bilzen) de man die de behaalde tijden afleest? [N 93 (1983)] III-3-2
man die de uitslag bepaalt resultaatsman: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de rèzultaotman (Bilzen), uitteller: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  den auttéller (Bilzen) de man die de uitslag bepaalt? [N 93 (1983)] III-3-2
man, mannelijke zangvogel man: man (Bilzen) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
manchet boord van de mouw: bôet vàn də mou (Bilzen), manchet: ma͂osjét (Bilzen), ma͂ősjèt (Bilzen) de boord onder aan de mouw (manchet?) [N 59 (1973)] || Hoe noemt U de manchet [N 62 (1973)] III-1-3
mand kerb: kɛrǝp (Bilzen), mand: mān (Bilzen) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te leren opleerkorf: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’nen opleïrkérf (Bilzen) Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)] III-3-2