19185 |
martelen |
martelen:
matələ (Q083p Bilzen)
|
martelen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fis:
= ook vr. 39: benamingen bestaan met onzekere toekenning aan de soort; ook: flewoojn en fr?t
vis/fis (Q083p Bilzen),
fluwijn:
= ook vr. 39: benamingen bestaan met onzekere toekenning aan de soort; ook: vis/fis en fr?t
flewoojn (Q083p Bilzen),
steenmarter ondergebracht bij marter, alg.
flewain (Q083p Bilzen),
fret:
= ook vr. 39: benamingen bestaan met onzekere toekenning aan de soort; ook: vis/fis en flewoojn
frêt (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || steenmarter [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
mombakkes:
moembakkes (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Masker. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
30093 |
massieve muur |
volle brikmuur:
vǫlǝ brekmuǝr (Q083p Bilzen),
volle muur:
vǫlǝ [muur] (Q083p Bilzen)
|
Massieve muur zonder spouw. De dikte van buitenmuren die op deze wijze werden opgemetseld, kon anderhalf-, twee- of tweeëneenhalfsteens zijn. Zie ook het lemma 'Tweesteense muur'. Massieve muren isoleerden slecht warmte en geluid. Bovendien waren ze moeilijk waterdicht te maken. Optrekkend vocht ging men tegen door regelmatig een laag asfaltpapier tussen de voegen te leggen. Zie ook het lemma 'Asfaltpapier'. Het woord '(muur)' is fonetisch gedocumenteerd in het lemma 'Muur'. [N 31, 36a]
II-9
|
32983 |
masteluin |
korenachtig tarwe:
ko.ǝnɛtex tɛrǝf (Q083p Bilzen),
tarwetig koren:
tɛrfǝtex [koren] (Q083p Bilzen)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|
20469 |
masturberen |
(-) afspelen:
zich eenen aofspiele (Q083p Bilzen),
zien spiel aofspiele (Q083p Bilzen),
(-) aftrekken:
aoftrèkke (Q083p Bilzen),
aftrekken:
aoftrèkke (Q083p Bilzen),
spelen met zijn pin:
spiĕle met zen pin (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
zich een afspelen:
zich eenen aofspiele (Q083p Bilzen),
zijn spel afspelen:
zien spiel aofspiele (Q083p Bilzen)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33044 |
mathaak |
haak:
ōǫk (Q083p Bilzen)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
24208 |
matkopmees |
tietemees:
ook: tietemees, de algemene term voor mees, vr. 52
tietemees (Q083p Bilzen)
|
matkopmees (11,5 kleur als zwarte mees [053], maar zonder nekplek; broedt alleen in vermolmd hout, liefst in vochtig bos; roep [ti-ti-ti-pè-pè-pè], in voorjaar [tjuu-tjuu-tjuu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22491 |
matsen |
bijeenspelen:
bijee spiële (Q083p Bilzen),
meedoen:
mètdoên (Q083p Bilzen),
meteenspelen:
mèteen spiële (Q083p Bilzen),
mèteespiële (Q083p Bilzen),
opeenspelen:
opeenspiële (Q083p Bilzen),
{z. toel.}:
(voetbal Bilzen VV, kampioen spelen - sic)
/ (Q083p Bilzen)
|
in het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjónééəs (Q083p Bilzen)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|