e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meelzeef fijn zeef: fē̜jnzīǝf (Bilzen), grof zeef: gruǝfzīǝf (Bilzen), zeef: zięf (Bilzen), zēǝf (Bilzen) Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.] || Zeef voor het uitzeven van de zemelen. Volgens de informant van L 291 hebben de zeven op de boerderij alle een ronde vorm met verschillende doorsnee. De rand is een gebogen spaanhout. De grove zeven zijn van vertind draad maar de fijne van koperdraad of van een fijnmazige, geruite stof versterkt met paardehaar. Fijne zeven zijn ook uitsluitend van paardehaar geweven. De informant van L 372 spreekt naast een ronde zeef ook van een vierkantige met een doorsnee van 30-35 cm. Bij het woordtype "mangel" moeten we denken aan een ander soort voorwerp dan een zeef. De informant van Q 95 geeft hierover geen uitsluitsel. Zie afb. 15. [N 29, 13c; N 29, 13b] II-1, II-3
meerderjarig meerderjarig: znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;  meejdərjowrich (Bilzen, ... ), mondig: znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;  minnig (Bilzen, ... ) meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)] III-2-2
meester meester: meester (Bilzen), miəstər (Bilzen), schoolmeester: šoəlmēstər (Bilzen) (school)meester [RND] || meester [ZND 01 (1922)] || schoolmeester [ZND 12] III-3-1
meesterknecht ploegbaas: pluǝx˱bǭs (Bilzen) Voorman in een timmerbedrijf. De meesterknecht staat aan het hoofd van een groep timmermansknechten. Hij verdeelt de werkopdrachten en ziet toe dat het werk goed uitgevoerd word. [N 55, 172b] II-12
meetje steken litsen: litse (Bilzen, ... ), litse (?) (Bilzen), schieten: sjiete (Bilzen) het spel waarbij men centen werpt in een bepald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken] [N 112 (2006)] III-3-2
meetlint lintmeter: lentmęjtǝr (Bilzen), lęntmęjtǝr (Bilzen, ... ), rolmeter: rǫlmęjtǝr (Bilzen) Een in centimeters verdeeld lint om te meten. [N 53, 186a] || Een oprolbaar ¬± 150 cm lang meetlint, vervaardigd van linnen en inwendig van koperdraad voorzien om het rekken of krimpen tegen te gaan (Gerritse, pag. 21). Zie afb. 2. [N 59, 2; N 62, 69] II-12, II-7
mei mei: de mee (Bilzen, ... ), ne mee (Bilzen) de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)] III-3-2
meid, dienstmeid maagd: māx (Bilzen), mǭx (Bilzen), mǭǝx (Bilzen) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn doorn: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  doê (Bilzen), hagendoorn: zie ook ZND24, 039a/b, apart ingevoerd  hoagedoeën (Bilzen) haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] || haagdoorn [ZND 01 (1922)] III-4-3
meikever kever: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  kêver (Bilzen), meikever: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  mēkēͅvər (Bilzen), ook: molder (dikke witte pri?kheir (slanker en vinniger)  meekaever (Bilzen), mulder: (dikke witte ook: meekaever, pri?kheir (slanker en vinniger)  molder (Bilzen), ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; wit  molder (Bilzen), preekheer: (slanker en vinniger) ook: meekaever, molder (dikke witte  priëkheir (Bilzen), ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  prieèkheir (Bilzen) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [ZND 01 (1922)] III-4-2