25524 |
meelzeef |
fijn zeef:
fē̜jnzīǝf (Q083p Bilzen),
grof zeef:
gruǝfzīǝf (Q083p Bilzen),
zeef:
zięf (Q083p Bilzen),
zēǝf (Q083p Bilzen)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.] || Zeef voor het uitzeven van de zemelen. Volgens de informant van L 291 hebben de zeven op de boerderij alle een ronde vorm met verschillende doorsnee. De rand is een gebogen spaanhout. De grove zeven zijn van vertind draad maar de fijne van koperdraad of van een fijnmazige, geruite stof versterkt met paardehaar. Fijne zeven zijn ook uitsluitend van paardehaar geweven. De informant van L 372 spreekt naast een ronde zeef ook van een vierkantige met een doorsnee van 30-35 cm. Bij het woordtype "mangel" moeten we denken aan een ander soort voorwerp dan een zeef. De informant van Q 95 geeft hierover geen uitsluitsel. Zie afb. 15. [N 29, 13c; N 29, 13b]
II-1, II-3
|
20407 |
meerderjarig |
meerderjarig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
meejdərjowrich (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
mondig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
minnig (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
21273 |
meester |
meester:
meester (Q083p Bilzen),
miəstər (Q083p Bilzen),
schoolmeester:
šoəlmēstər (Q083p Bilzen)
|
(school)meester [RND] || meester [ZND 01 (1922)] || schoolmeester [ZND 12]
III-3-1
|
30819 |
meesterknecht |
ploegbaas:
pluǝx˱bǭs (Q083p Bilzen)
|
Voorman in een timmerbedrijf. De meesterknecht staat aan het hoofd van een groep timmermansknechten. Hij verdeelt de werkopdrachten en ziet toe dat het werk goed uitgevoerd word. [N 55, 172b]
II-12
|
22496 |
meetje steken |
litsen:
litse (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
litse (?) (Q083p Bilzen),
schieten:
sjiete (Q083p Bilzen)
|
het spel waarbij men centen werpt in een bepald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
28868 |
meetlint |
lintmeter:
lentmęjtǝr (Q083p Bilzen),
lęntmęjtǝr (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
rolmeter:
rǫlmęjtǝr (Q083p Bilzen)
|
Een in centimeters verdeeld lint om te meten. [N 53, 186a] || Een oprolbaar ± 150 cm lang meetlint, vervaardigd van linnen en inwendig van koperdraad voorzien om het rekken of krimpen tegen te gaan (Gerritse, pag. 21). Zie afb. 2. [N 59, 2; N 62, 69]
II-12, II-7
|
22458 |
mei |
mei:
de mee (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
ne mee (Q083p Bilzen)
|
de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māx (Q083p Bilzen),
mǭx (Q083p Bilzen),
mǭǝx (Q083p Bilzen)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doorn:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
doê (Q083p Bilzen),
hagendoorn:
zie ook ZND24, 039a/b, apart ingevoerd
hoagedoeën (Q083p Bilzen)
|
haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] || haagdoorn [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
kever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
kêver (Q083p Bilzen),
meikever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
mēkēͅvər (Q083p Bilzen),
ook: molder (dikke witte pri?kheir (slanker en vinniger)
meekaever (Q083p Bilzen),
mulder:
(dikke witte ook: meekaever, pri?kheir (slanker en vinniger)
molder (Q083p Bilzen),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; wit
molder (Q083p Bilzen),
preekheer:
(slanker en vinniger) ook: meekaever, molder (dikke witte
priëkheir (Q083p Bilzen),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
prieèkheir (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|