e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
modderbak vogel: vuǝgǝl (Bilzen  [(hier niet gebruikelijk)]  ) De bak of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. Over de term vogel merkt Coopman (pag. 81) op: ø̄̄vogel:, m., in Limburg de bak waarmede de werklieden het leem tot bij de vorm of werkbank brengen. Hij heeft denzelfden vorm als de mortelbak welken de metsersknapen gebruiken. De Waalse steenbakkers uit Luik noemen dat houten tuig lɛoiseau: Het heeft inderdaad de gedaante van eenen vogel.ø̄̄' [N 98, 71; monogr.] II-8
modderkar leemkar: lēmkār (Bilzen), leemwagel: lēmwǭgǝl (Bilzen), remorque-tje: rǝmǫrkskǝ (Bilzen) De kruiwagen of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. [N 98, 72; monogr.] II-8
modderkruier uitdrager: ǫwt˱drē̜gǝr (Bilzen  [(meestal vrouwen)]  ), vogeldrager: vuǝgǝldrē̜gǝr (Bilzen  [(hier niet gebruikelijk)]  ) Arbeider die de bereide klei naar de vormtafel brengt, hetzij in een bak die hij op de nek draagt, hetzij met een kruiwagen of door middel van kipkarren. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 277 s.v. vogeldrager: ø̄̄Degene die bij de brikken- of tichelovens den vogel draagt (...). Geh. Genck.ø̄̄ [N 98, 70; monogr.] II-8
modelmaker matricier: mátrešē (Bilzen), matrijzenmaker: matręjzǝmē̜kǝr (Bilzen), moulenmaker: mulǝmēkǝr (Bilzen) Meubelmaker die op een ijzerfabriek werkt en daar houten stukken maakt die in metaal gegoten worden. [N 56, 93] II-12
moderne slijpsteen amarilsteen: amǝrelstēn (Bilzen), amǝrɛlstēn (Bilzen) Kunstmatig gevormde slijpsteen, vervaardigd uit amaril (d.i. aluminium-oxyde) of carborundum (d.i. siliciumcarbid), die wordt gemonteerd op een elektrische slijpmachine of op het slijphulpstuk van een boormachine. Moderne slijpstenen kunnen in verschillende formaten en korrelgroottes uitgevoerd zijn. [N 53, 49c; monogr.] II-12
moe moeg: mi:x (Bilzen), mieg (Bilzen, ... ), mīēg (Bilzen), mî:ch (Bilzen) moe [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)] || Wij zijn moe en we hebben dorst. [ZND 04 (1924)] III-1-2
moed moed: mut (Bilzen) moed [ZND A2 (1940sq)] III-1-4
moedeloos (zijn) mismoedig: mismoedig (Bilzen) moedeloos [ZND 01 (1922)] III-1-4
moeder moeder: moeder (Bilzen), mōēdər (Bilzen, ... ), mŏĕddər (Bilzen), mŏĕjər (Bilzen) moeder [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] || moeder; dat is zijn moeder [ZND 08 (1925)] || moeder; welke woorden hoort men uit de kindermond voor moeder [ZND 11 (1925)] III-2-2
moederklok moederklok: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de moēderklok (Bilzen) de moederklok in het duivelokaal? [N 93 (1983)] III-3-2