29661 |
modderbak |
vogel:
vuǝgǝl (Q083p Bilzen
[(hier niet gebruikelijk)]
)
|
De bak of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. Over de term vogel merkt Coopman (pag. 81) op: ø̄̄vogel:, m., in Limburg de bak waarmede de werklieden het leem tot bij de vorm of werkbank brengen. Hij heeft denzelfden vorm als de mortelbak welken de metsersknapen gebruiken. De Waalse steenbakkers uit Luik noemen dat houten tuig lɛoiseau: Het heeft inderdaad de gedaante van eenen vogel.ø̄̄' [N 98, 71; monogr.]
II-8
|
29662 |
modderkar |
leemkar:
lēmkār (Q083p Bilzen),
leemwagel:
lēmwǭgǝl (Q083p Bilzen),
remorque-tje:
rǝmǫrkskǝ (Q083p Bilzen)
|
De kruiwagen of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. [N 98, 72; monogr.]
II-8
|
29660 |
modderkruier |
uitdrager:
ǫwt˱drē̜gǝr (Q083p Bilzen
[(meestal vrouwen)]
),
vogeldrager:
vuǝgǝldrē̜gǝr (Q083p Bilzen
[(hier niet gebruikelijk)]
)
|
Arbeider die de bereide klei naar de vormtafel brengt, hetzij in een bak die hij op de nek draagt, hetzij met een kruiwagen of door middel van kipkarren. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 277 s.v. vogeldrager: ø̄̄Degene die bij de brikken- of tichelovens den vogel draagt (...). Geh. Genck.ø̄̄ [N 98, 70; monogr.]
II-8
|
32092 |
modelmaker |
matricier:
mátrešē (Q083p Bilzen),
matrijzenmaker:
matręjzǝmē̜kǝr (Q083p Bilzen),
moulenmaker:
mulǝmēkǝr (Q083p Bilzen)
|
Meubelmaker die op een ijzerfabriek werkt en daar houten stukken maakt die in metaal gegoten worden. [N 56, 93]
II-12
|
31916 |
moderne slijpsteen |
amarilsteen:
amǝrelstēn (Q083p Bilzen),
amǝrɛlstēn (Q083p Bilzen)
|
Kunstmatig gevormde slijpsteen, vervaardigd uit amaril (d.i. aluminium-oxyde) of carborundum (d.i. siliciumcarbid), die wordt gemonteerd op een elektrische slijpmachine of op het slijphulpstuk van een boormachine. Moderne slijpstenen kunnen in verschillende formaten en korrelgroottes uitgevoerd zijn. [N 53, 49c; monogr.]
II-12
|
17833 |
moe |
moeg:
mi:x (Q083p Bilzen),
mieg (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
mīēg (Q083p Bilzen),
mî:ch (Q083p Bilzen)
|
moe [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)] || Wij zijn moe en we hebben dorst. [ZND 04 (1924)]
III-1-2
|
19198 |
moed |
moed:
mut (Q083p Bilzen)
|
moed [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
19058 |
moedeloos (zijn) |
mismoedig:
mismoedig (Q083p Bilzen)
|
moedeloos [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20331 |
moeder |
moeder:
moeder (Q083p Bilzen),
mōēdər (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
mŏĕddər (Q083p Bilzen),
mŏĕjər (Q083p Bilzen)
|
moeder [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] || moeder; dat is zijn moeder [ZND 08 (1925)] || moeder; welke woorden hoort men uit de kindermond voor moeder [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
22108 |
moederklok |
moederklok:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
de moēderklok (Q083p Bilzen)
|
de moederklok in het duivelokaal? [N 93 (1983)]
III-3-2
|