26546 |
openbreken |
openbreken:
ōpǝbrɛkǝ (Q083p Bilzen),
opendoen:
ōpǝduǝn (Q083p Bilzen),
openleggen:
ōpǝlęgǝ (Q083p Bilzen),
openmaken:
opǝmǭkǝ (Q083p Bilzen)
|
De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194]
II-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
operiêre (Q083p Bilzen)
|
Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
32127 |
opgelegd houtsnijwerk |
applique:
aplek (Q083p Bilzen)
|
Beeldhouwwerk dat vooraf gesneden wordt en daarna op het meubel gelijmd wordt. [N 56, 104]
II-12
|
30321 |
opgelegde naald |
rabatsluiting:
rabatslǫwteŋ (Q083p Bilzen),
schuinse sluiting:
šensǝ slǫwteŋ (Q083p Bilzen
[(vero)]
),
šājnsǝ slǫwteŋ (Q083p Bilzen)
|
Tweevleugelramen sluiten met een naad tegen elkaar. Om deze naad dicht te houden wordt de ene vleugel aan de voor- en de andere aan de achterzijde voorzien van een rechtopgaande lat waarvan de ene helft half over de naad reikt en het andere gedeelte op de vleugel is bevestigd. Deze latten worden naalden genoemd. [N 55, 45a; N 55, 46]
II-9
|
20717 |
opgewarmde koffie |
opgewarmde caf:
opgewêrmde kaffei (Q083p Bilzen),
oude caf:
aaë kaffei (Q083p Bilzen)
|
opgewarmde koffie [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18524 |
opgezette zak |
opgestikte maal:
òpgestikde maol (Q083p Bilzen),
òpgestikte maol (Q083p Bilzen),
opgezette maal:
opgezéttə maol (Q083p Bilzen)
|
een opgezette zak (opgezette zak of tes, stölpzak) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
22402 |
opgooien (tossen) |
opgooien:
opgojje (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
tossen:
toasten (sic) (Q083p Bilzen),
tosse (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
(in voetbal)
tosse (Q083p Bilzen)
|
het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
28266 |
ophalen |
opblikken:
opblekǝ (Q083p Bilzen)
|
De laatste poetsbewerking van de schoen met behulp van borstels en zachte doeken om de schoen zijn diepste glans te geven. [N 60, 143a]
II-10
|
18218 |
ophanger |
litsje:
letskǝ (Q083p Bilzen),
litskə (Q083p Bilzen),
stropje:
strepke (Q083p Bilzen),
strépkə (Q083p Bilzen),
strępkǝ (Q083p Bilzen)
|
het lusje waarmee men de jas kan ophangen [N 59 (1973)] || Het lusje waarmee men de jas kan ophangen. [N 59, 125; Gi 1.IV, 37] || Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)]
II-7, III-1-3
|
30359 |
oplegslot |
kelderdeurslot:
kaldǝrdiǝrslūǝt (Q083p Bilzen)
|
Slot dat aan de binnenzijde van een deur op de deurstijl wordt geschroefd. Over het 'Frans slot' merkt Zwiers I op pag. 402 op: ø̄Het doet dienst als dag- en nachtslot, en is daartoe voorzien van drie schotels of schieters. Des nachts worden alleen de twee uiterste schotels gebruikt, welke in werking treden door het tweemaal omdraaien van den sleutel. Bij éénmaal omdraaien springt alleen de middelste schieter terug, die aan de binnenzijde aan den knop, welke zich ter rechterzijde van het slot bevindt, kan worden teruggetrokken, zonder dat van den sleutel behoeft te worden gebruik gemaakt.ø̄ [N 54, 102]
II-9
|