30045 |
betonijzer |
bewapening:
bǝwuǝpeneŋ (Q083p Bilzen)
|
Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b]
II-9
|
30047 |
betonmolen |
betonmolen:
[beton]miǝlǝ (Q083p Bilzen)
|
Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.]
II-9
|
21516 |
betrappen |
pakken:
pakken vuurij hè wol voertloopen (Q083p Bilzen)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
bèien (Q083p Bilzen)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beugele (Q083p Bilzen),
buugele (Q083p Bilzen)
|
het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
beugel:
(ne biegel) (Q083p Bilzen),
beugel (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
de ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
beék (Q083p Bilzen),
biek (Q083p Bilzen),
beukenboom:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
bukeboom (Q083p Bilzen)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
biekenieëtsje (Q083p Bilzen),
bīkəniətšə (Q083p Bilzen)
|
beukenootje [ZND 01u (1924)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
rot:
rot (Q083p Bilzen),
te rijp:
te reip (Q083p Bilzen),
te rijp (Q083p Bilzen)
|
beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
(zich) schudden:
šędǝ (Q083p Bilzen)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|