e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
optoppen, oplangen een stuk bijzetten: ǝ stęk˱ bęjzętǝ (Bilzen) De steiger verhogen door de staanders met behulp van palen, de zgn. 'optoppers', te verlengen. De optoppers worden door middel van touwen aan de staanders gebonden en ze rusten op een op de staander gespijkerde, houten klos. [N 32, 5a; monogr.] II-9
optopper verlengstuk: vǝrlęŋstęk (Bilzen) Houten paal waarmee de staander wordt verlengd. De optoppers worden met touwen aan de staanders vastgebonden en rusten op houten klossen die op de staanders zijn bevestigd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5b] II-9
optrede optrede: ǫptrē̜t (Bilzen) De verticale afstand tussen de bovenvlakken van twee elkaar opvolgende treden van een trap. Zie ook afb. 68a. [N 55, 89d] II-9
optrekken, opdraaien trekken: trękǝ(n) (Bilzen) De sluis openen met behulp van een hefboom of een winde. In het eerste geval spreekt men in het algemeen van optrekken, in het tweede geval van opdraaien of opendraaien. Volgens Coenen (pag. 47) gebeurde het opdraaien ɛs avonds, het afdraaien ɛs morgens. Zie ook het lemma ɛaflaten, afdraaienɛ.' [Vds 42; Jan 43; Coe 29; Grof 59; monogr.] II-3
optuigen hamen: hǭmǝ (Bilzen), opzadelen: ǫp˲zǭlǝ (Bilzen), tuigen: tāi̯gǝ (Bilzen) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opvliegen fladderen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  fladdere (Bilzen), klatsen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  klatse (Bilzen), opvliegen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  opvliēge (Bilzen), rondfladderen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  rondfladdere (Bilzen) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: starten, wegvliegen, opvliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
opwollen opwollen: ǫpwǫlǝ (Bilzen), zich opgooien: zex˱ ǫp˲guǝjǝ (Bilzen) Het ruw worden van het houtoppervlak nadat het met een vloeistof, zoals beits, is ingewreven. De poriën tussen de houtvezels vullen zich dan, waardoor het hout zwelt en de houtvezeltjes zich oprichten. Het hout dient in zoɛn geval eerst geschuurd te worden, alvorens een volgende (beits)laag kan worden aangebracht.' [N 56, 46] II-12
opzettelijk expres: esspress (Bilzen), ook materiaal znd 1a-m  espreͅs (Bilzen), spres: ook materiaal znd 1a-m  spres (Bilzen) opzettelijk [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-1-4
opzetten oppinnen: oppenǝ (Bilzen) Het vastspijkeren van de binnenzool op de leest en het op de leest schuiven van het overleer. Zie afb. 35. [N 60, 78] II-10
opzichter conducteur: kǭndøktø̜̄r (Bilzen) De man onder wiens leiding de werkzaamheden op het bouwwerk worden verricht. In K 359 werd de controle door de 'architect' ('ažet'k') verricht. 'Conducteurs' werden in Q 83 slechts op grote bouwwerken ingezet ter vervanging van de aannemer. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9