23296 |
pater |
pater (lat.):
poͅ.tər (Q083p Bilzen)
|
pater [RND]
III-3-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
petraajs (Q083p Bilzen),
petrāīs (Q083p Bilzen)
|
patrijs [Willems (1885)] || patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
30937 |
patronen |
patronen:
(enk)
pǝtrawn (Q083p Bilzen)
|
Snijmodellen van papier of karton. "De meesterknecht legt op de huid een model van karton en hij ritst, nauwkeurig den omtrek van het model volgend, een stuk van de vereischte grootte uit." (Directie, pag. 298). Zie afb. 24. [N 60, 39a]
II-10
|
28832 |
patroon, dessin |
dessin:
dǝseŋ (Q083p Bilzen),
tekening:
tēkǝneŋ (Q083p Bilzen)
|
Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW]
II-7
|
23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
patroon (<fr.):
1) petrouwnhellige (m)
`n petrouwn (Q083p Bilzen)
|
Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
28941 |
patroontekenen |
de patroon opmaken:
dǝ pǝtrǫwn opmǭkǝ (Q083p Bilzen),
patroon maken:
pǝtrǫwn mǭkǝ (Q083p Bilzen),
patroon opzetten:
pǝtrǫwn opzętǝ (Q083p Bilzen)
|
Het zelf tekenen op papier van een knippatroon met de juiste maten en verhoudingen. [N 59, 48b]
II-7
|
30347 |
paumelle |
paumelle:
pōmɛl (Q083p Bilzen)
|
Scharnier waarvan de knoop van het ene lid een pen heeft die in een gat van de andere knoop draait, zodat de deur gemakkelijk uitgelicht kan worden. [N 54, 87]
II-9
|
23285 |
paus |
paus:
`n paus (Q083p Bilzen),
pōs (Q083p Bilzen)
|
De paus. [ZND 40 (1942)] || Een paus. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
33492 |
peer, soorten |
peer:
per (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
pe͂ͅr (Q083p Bilzen)
|
[ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)]
I-7
|
20414 |
peetoom |
peteren:
peͅetərə (Q083p Bilzen),
pietərə (Q083p Bilzen),
pieëtere (Q083p Bilzen),
piətərə (Q083p Bilzen),
pjetere (Q083p Bilzen),
pjɛtərə (Q083p Bilzen)
|
peter (doopvader) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|