e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pater pater (lat.): poͅ.tər (Bilzen) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: petraajs (Bilzen), petrāīs (Bilzen) patrijs [Willems (1885)] || patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patronen patronen: (enk)  pǝtrawn (Bilzen) Snijmodellen van papier of karton. "De meesterknecht legt op de huid een model van karton en hij ritst, nauwkeurig den omtrek van het model volgend, een stuk van de vereischte grootte uit." (Directie, pag. 298). Zie afb. 24. [N 60, 39a] II-10
patroon, dessin dessin: dǝseŋ (Bilzen), tekening: tēkǝneŋ (Bilzen) Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW] II-7
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): 1) petrouwnhellige (m)  `n petrouwn (Bilzen) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
patroontekenen de patroon opmaken: dǝ pǝtrǫwn opmǭkǝ (Bilzen), patroon maken: pǝtrǫwn mǭkǝ (Bilzen), patroon opzetten: pǝtrǫwn opzętǝ (Bilzen) Het zelf tekenen op papier van een knippatroon met de juiste maten en verhoudingen. [N 59, 48b] II-7
paumelle paumelle: pōmɛl (Bilzen) Scharnier waarvan de knoop van het ene lid een pen heeft die in een gat van de andere knoop draait, zodat de deur gemakkelijk uitgelicht kan worden. [N 54, 87] II-9
paus paus: `n paus (Bilzen), pōs (Bilzen) De paus. [ZND 40 (1942)] || Een paus. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
peer, soorten peer: per (Bilzen, ... ), pe͂ͅr (Bilzen) [ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)] I-7
peetoom peteren: peͅetərə (Bilzen), pietərə (Bilzen), pieëtere (Bilzen), piətərə (Bilzen), pjetere (Bilzen), pjɛtərə (Bilzen) peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2