e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pennen aanzagen aanzagen: ǭnzē̜gǝ (Bilzen), pennen maken: pɛnǝ mǭkǝ (Bilzen) De stijlen en dorpels van een kozijn worden doorgaans met een pen-en-gatverbinding aan elkaar bevestigd. Aan de uiteinden van de stijlen worden daartoe pennen gezaagd die in overeenkomstige gaten in onder- en bovendorpel vallen. De pennen worden met behulp van een dubbel kruishout op de stijlen en dorpels afgetekend. [N 55, 5] II-9
pennen maken pennen maken: pɛnǝ mǭkǝ (Bilzen) De pennen van een pen-en-gatverbinding maken met behulp van de pennenmachine. Het hout dat daarvoor gebruikt werd, werd in Venray (L 210) en omgeving nagelenhout (nē̜gǝlhǭlt) genoemd. Zie ook het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231e] II-12
pennen, angen ingeangd: ęngǝaŋt (Bilzen) De sluisstijlen met behulp van angen aan de sluisbalk en de slagdorpel bevestigen. De sluisstijlen worden daartoe van een spits uiteinde voorzien, dat in een daarmee overeenkomend gat in de sluisbalk en de slagdorpel ingelaten kan worden. Het lemma bevat uitsluitend predicatief gebruikte voltooide deelwoorden. [Vds 37; Jan 33] II-3
pennenhouder pennenstok: pennestek (Bilzen) pennenhouder [ZND 40 (1942)] III-3-1
pennenmachine, pennenbank pennenbank: pɛnǝbaŋk (Bilzen) Werktuig waarop de pennen voor een pen-en-gatverbinding machinaal worden gemaakt. Zie ook afb. 127 en het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231a] II-12
pens zak: zak (Bilzen) De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15] I-11
penzaag stootzeegje: stǫwt˲zē̜xskǝ (Bilzen) Kleine spanzaag die wordt gebruikt voor het zagen van fijn werk zoals de pennen en zwaluwstaarten voor houtverbindingen. Het zaagblad is 50 tot 60 cm lang, 5 tot 6 cm breed en fijngetand. Zie ook afb. 19. [N G, 22b; N 53, 8h + j; N 53, 9; N I, 1, add.; monogr.] II-12
periode van de ijsheiligen ijsheiligen: de ijshéllige (Bilzen, ... ), ijhéllige (Bilzen), ijshéllige (Bilzen), ijsheiligendagen: ijshélligedaog (Bilzen) de periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn [N 112 (2006)] III-3-2
persbok bok: bǫk (Bilzen), bokje: bękskǝ (Bilzen), schouderplankje: šōǝrplɛŋskǝ (Bilzen), strijkblok: stręjkblǫk (Bilzen) De persbok is een strijkplank op een standaard geschikt om moeilijk bereikbare naden, bijv. schoudernaden, open te strijken. Ook armsgaten kan men er op openpersen. De informant van Q 83 merkt op dat men de persbok gebruikt voor het strijken van de mouw en het borststuk van het jasje en het zijstuk en de tussenbeennaad van de broek. De informant van L 416 vermeldt dat de persbok wordt gebruikt ø̄om plat te drukkenø̄. De informant van Q 88 zegt de persbok in het geheel niet te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ.' [N 59, 19b] II-7
persen kringeltjes deruit persen: kreŋkǝlkǝs trǫwt pɛrsǝ (Bilzen), oppersen: oppāsǝ (Bilzen), persen: piǝsǝ (Bilzen), pressen: prɛsǝ (Bilzen), stomen: stōmǝ (Bilzen), strijken: stręjkǝ (Bilzen) Het gelijmd fineer met behulp van de fineerpers op het grondhout vastklemmen. [N 56, 33a] || Het persen van de stof met een zwaar ijzer. [N 59, 77; monogr.] II-12, II-7