24229 |
ransuil |
uil:
aajl (Q083p Bilzen)
|
uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
gastig (Q083p Bilzen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gastig (Q083p Bilzen)
|
garstig [ZND 23 (1937)] || sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rǭ.pǝ (Q083p Bilzen)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
grote rasp:
grǫwtǝ rasp (Q083p Bilzen
[(wordt op heet ijzer gebruikt)]
),
rasp:
rasp (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
vijl:
vajl (Q083p Bilzen)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || Schuurrasp, onderdeel van de gecombineerde machine. [N 60, 243d]
II-10, II-11
|
31049 |
rasp, vijl |
gebroken glas:
gǝbruǝkǝ glǭs (Q083p Bilzen),
rasp:
rasp (Q083p Bilzen),
vijl:
vājl (Q083p Bilzen)
|
Gereedschap dat men gebruikt voor het raspen of vijlen. Ten aanzien van rasp of vijl merkt Dierick (pag. 85) op: De rasp dient om de talons en den boord der zolen effen te raspen wanneer ze met het mes geschrood en op den noodigen vorm gebracht zijn. De rasp mag niet te grof zijn om de sporen van het raspen niet te diep in talon en lijksel te printen. De vijl heeft men noodig voor genageld werk om de nagels van zolen en talons effen te vijlen en de luistervijl voor het vereffenen der zolen na het afschrepen van den nerf." Zie afb. 53 en 54. [N 60, 118b; monogr.]
II-10
|
31882 |
raspen, grof vijlen |
raspen:
raspǝ (Q083p Bilzen)
|
Een stuk hout met een houtrasp of een grove houtvijl een eerste, ruwe bewerking geven. [N 53, 158a; monogr.]
II-12
|
31048 |
raspen, vijlen |
vortvijlen:
vurtvājlǝ (Q083p Bilzen)
|
Het met een rasp of vijl of schrapglas wegslijpen van de oneffenheden aan zool en zoolrand. [N 60, 118a]
II-10
|
24367 |
rat |
rat:
rat (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
rat [Willems (1885)], [ZND A1 (1940sq)]
III-4-2
|
22831 |
ratel |
ratel:
raatel (Q083p Bilzen)
|
Ratel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
24767 |
ratelaar |
rotte brik:
rǫtǝ brek (Q083p Bilzen)
|
Steen zonder klank, zeer breekbaar en veelal met scheuren erin. Volgens Coopman (pag. 64) wordt de term ratelaars altijd gebruikt samen met rammelaars. [N 98, 169; monogr.; N 31, 14 add.; N 30 add.]
II-8
|