e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
reeks, rij rij: raai (Bilzen), rai (Bilzen) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
refrein refrein: refrein (Bilzen, ... ) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] III-3-2
regel traverse: travē̜r (Bilzen) In het algemeen de horizontale dwarsbalkjes die tussen de stijlen worden aangebracht. Men onderscheidt boven-, tussen- en onderregels. Zie ook afb. 169. [N 56, 129i; monogr.] II-12
regelrad maatrad: mǭǝlrǭǝt (Bilzen), rad: rǭǝt (Bilzen), regelrad: rēgǝlrǭǝt (Bilzen) Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152] II-3
regels regels: rēgǝls (Bilzen) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: renger (Bilzen), rängər (Bilzen) regen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: rɛŋərə (Bilzen) regenen [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
regenjas regenmantel: rèngərmāntəl (Bilzen), regenpit: rèngərpit (Bilzen) een regenmantel [N 59 (1973)] III-1-3
regenpijp dakbuis: dǭk˱bǫws (Bilzen), goot: gōǝt (Bilzen) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9
regenworm piering: piering (Bilzen), pīriŋ (Bilzen), werns: sic  werns (Bilzen), worm: wêrm (Bilzen) pier, aardworm [Willems (1885)], [ZND 14 (1926)] || worm [Willems (1885)] || worm, alg. [ZND 33 (1940)] III-4-2