25438 |
reuzel |
verenvet:
vęrǝvɛt (Q083p Bilzen)
|
Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.]
II-1
|
20633 |
reuzel, bladvet |
varkensvet:
vêrkesvèt (Q083p Bilzen),
verenvet:
bladvet of reuzelvet (ligt tegen de ribben beste soort
vēͅ.rəveͅt (Q083p Bilzen),
vet:
er zijn 2 soorten: bladvet of reuzelvet (ligt tegen de ribben) en darmenvet (rond de darmen)
veͅt (Q083p Bilzen)
|
bladvet, reuzelvet [Goossens 1a (1955)] || ongesmolten varkenvet [N 16 (1962)] || varkensvet [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|
18265 |
revers |
revers:
rǝvē̜r (Q083p Bilzen),
rǝvē̜rs (Q083p Bilzen),
revers (fr.):
də rəvéér (Q083p Bilzen),
revaer (Q083p Bilzen),
rəvéérs (Q083p Bilzen)
|
de omslag van de kraag op de borst (revers?) [N 59 (1973)] || De omslag van de kraag op de borst. [N 59, 124; N 62, 31d; MW] || Hoe noemt U: de revers? [N 62 (1973)]
II-7, III-1-3
|
17655 |
rib |
rib:
rip (Q083p Bilzen)
|
een rib [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
32583 |
riek, mestriek |
riek:
rek (Q083p Bilzen)
|
Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.]
I-1
|
20954 |
riem |
help:
(h)ø̜lǝp (Q083p Bilzen)
|
Band in gevlochten koord die over de schouder werd gelegd. De uiteinden van de riem werden met lederen riempjes over de handvatten van een kruiwagen geschoven om het vervoeren te vergemakkelijken. [N 98, 45]
II-8
|
24232 |
rietgors |
zwarte schrijver:
zwatte sjraajver (Q083p Bilzen)
|
rietgors (15 man heeft zwarte kop en bef; woont bij het water; veel in riet; is algemeen; trekt ook wel; roep [tsiep]; zang stotterend [tjip...tjip...tjip...tji-di-di] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
29737 |
rietmatten |
strovlaggen:
strǫjvlagǝ (Q083p Bilzen),
vlaggen:
vlagǝ (Q083p Bilzen)
|
Riet- of stromatten om de hagen te beschermen tegen regen. [N 98, 108; monogr.; L 26, 10 add.]
II-8
|
24370 |
rietvoorn |
ruts:
rits (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u de rietvoorn: lijkt sterk op de blankvoorn. De rugvin is sterk naar achteren geplaatst en de mondspleet is steil naar boven gericht. De vinnen zijn rood en de goudkleurige ogen hebben vaak een rode vlek. Hij wordt veel gevangen door hengelaars [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24233 |
rietzanger |
rietzanger:
riētzênger (Q083p Bilzen)
|
rietzanger (12,5 verschilt in uiterlijk van bosrietzanger [048] door lichtere wenkbrauw; in elk moerasje aanwezig; is nogal onrustig en vliegt vaak op; zang druk schetterend [N 09 (1961)]
III-4-1
|