32921 |
rij, wiers |
rij:
rai̯ (Q083p Bilzen)
|
De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.]
I-3
|
18546 |
rijbroek |
rijbroek:
¯n rààjbrø´k és g\\rîeg\\-n-òpzààj
rààjbrŏĕk (Q083p Bilzen)
|
een rijbroek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
21130 |
rijden |
rijden:
raaie (Q083p Bilzen),
raaien (Q083p Bilzen),
raijə (Q083p Bilzen),
rāiə (Q083p Bilzen)
|
rijden [ZND 25 (1937)], [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
18386 |
rijgbottine |
rijgbottine:
raajgbottin (Q083p Bilzen)
|
Een bottine met veters? (rijgbottine?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30850 |
rijgels |
vlaamse els:
vlǭmsǝ iǝls (Q083p Bilzen)
|
De gebogen els, wat groter dan de spanels, die voor allerlei rijgwerk dient. Zie afb. 4. [N 60, 176b]
II-10
|
28973 |
rijgen |
aanrijgen:
ǭnrājgǝ (Q083p Bilzen),
driegen:
drīgǝ (Q083p Bilzen),
trochelen:
truǝxǝlǝ (Q083p Bilzen),
trōǝxǝlǝn (Q083p Bilzen),
troggelen:
truǝgǝlǝ (Q083p Bilzen)
|
Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.]
II-7
|
28853 |
rijggaren |
trochel:
truǝxǝl (Q083p Bilzen),
trochelgaren:
truǝxǝlgǭn (Q083p Bilzen)
|
Grover soort garen, die men gebruikt om de patroondelen voorlopig aan elkaar vast te naaien (Gerritse, pag. 37). De antwoorden van de informanten zijn in twee delen gesplitst. De eerste groep bestaat uit woordtypen waarvan men het gebruik van het garen kan afleiden. De tweede groep woordtypen geeft niet alleen het gebruik aan, maar ook het materiaal waarmee men werkt. [N 59, 6b; N 62, 57; monogr.]
II-7
|
28974 |
rijgsteek |
driegsteek:
drīxstīk (Q083p Bilzen),
rijgsteek:
rājxstīk (Q083p Bilzen),
trochelsteek:
truǝxǝlstīk (Q083p Bilzen)
|
Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6]
II-7
|
21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rɛəgdum (Q083p Bilzen)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21597 |
rijke lieden |
rijke lui:
rijke laaie (Q083p Bilzen)
|
Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|