26405 |
schoepen van het onderslagrad |
alpen:
alpǝ (Q083p Bilzen)
|
Uit hout of ijzer vervaardigde schepborden die op de velg van het rad van onderslagmolens zijn bevestigd. Zie ook afb. 10 en 70. [Vds 22; Jan 69; Coe 63; Grof 87; A 43, 5]
II-3
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
šufǝl (Q083p Bilzen)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šufǝlǝ(n) (Q083p Bilzen)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
33307 |
schoffelmachine |
binette:
bin`ęt (Q083p Bilzen)
|
Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51]
I-5
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zǭl (Q083p Bilzen)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
34629 |
schokken |
schoggelen:
žugǝlǝ (Q083p Bilzen),
schokken:
šǫkǝn (Q083p Bilzen)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
20649 |
schol |
pladijs:
pladdaajs (Q083p Bilzen),
schol:
shôl (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] || schol [Willems (1885)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
schok:
een sjok (Q083p Bilzen),
schok (Q083p Bilzen),
ən šok (Q083p Bilzen),
/
(hote) sjok (Q083p Bilzen),
een schok (Q083p Bilzen),
sjok (Q083p Bilzen),
ɛn sjok (Q083p Bilzen),
zwingeltje:
e zwingelke (Q083p Bilzen),
zwinkelke (Q083p Bilzen)
|
(houten) schommel [SND (2006)] || / [SND (2006)] || een schommel [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || Schommel. [Willems (1885)], [ZND 14 (1926)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
schokken:
sjokke (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
/
sjokke (Q083p Bilzen)
|
b) zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen] [N 112 (2006)] || schommelen [SND (2006)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
de kindere zin nao schol (Q083p Bilzen),
šuəl (Q083p Bilzen),
School(lokaal).
šōəl (Q083p Bilzen)
|
de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || De school. [ZND 12 (1926)] || school [RND]
III-3-1
|