e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrijftafel, bureau bureau: by(3)̄rau̯ (Bilzen), bureau-enkelface: by(3)̄rau̯ eͅŋkəlfas (Bilzen), bureau-minister: by(3)̄rau̯-menestər (Bilzen), enkelface: nən eͅŋkəlfas (Bilzen), secretaire: seͅkrətēͅr (Bilzen), secretaire-tje: seͅkrətēͅrkə (Bilzen) bureau [N 56 (1973)] || bureau waarvan alleen de voorzijde laden en deuren bezit [N 56 (1973)] || groot en mooi bureau [N 56 (1973)] || schrijfkast met schuine klep [N 56 (1973)] || schrijftafel [N 56 (1973)] III-2-1
schrikachtig schouw: šǫu̯ (Bilzen) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrikkeljaar schrikkeljaar: šrikkəljoər (Bilzen) Schrikkeljaar. [ZND 06 (1924)] III-3-2
schrobzaag, sleutelgatzaag kattenstaart: katǝstat (Bilzen), rattenstaart: ratǝstat (Bilzen), stootzeegje: stǫwt˲zē̜xskǝ (Bilzen), vossenstaartje: vǫsǝstɛtšǝ (Bilzen) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroefdraad schroefdraad: šrūf˱druǝt (Bilzen, ... ) De spiraalvormige verhevenheid aan een houtschroef. Zie ook het lemma ɛschroefdraadɛ in wld II.11, pag. 69.' [N 54, 37g; N 54, 37a; monogr.] || De spiraalvormige verhevenheid of uitsnijding aan een moer of in een bout, het resultaat van het draadsnijden en draadtappen. [N 33, 304 add.; monogr.] II-11, II-12
schroefheft steel: stiǝl (Bilzen) Een heft, voorzien van een schroef, dienend om een els te bevatten. Zie afb. 7. [N 60, 182a] II-10
schroeien russen: reiste (Bilzen), schroeien: sjroeie (Bilzen), šrui̯ə (Bilzen), verzengen: verzeͅŋə (Bilzen), vərzɛŋə (Bilzen) schroeien [ZND 06 (1924)] || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)] III-2-1
schroevendraaier schroevendraaier: šrūvǝndrē̜ǝr (Bilzen), tournevis: turnǝves (Bilzen) Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.] II-12
schrokken slokken: sloekke (Bilzen), vreten: fraete (Bilzen), ze inschuren: (ze) ènsjiere (Bilzen) gulzig eten [N 80 (1980)] III-2-3
schrooien gelijksnijden: gǝlęjksnājǝ (Bilzen), in zijn model snijden: ęn zǝ mǝdɛl snājǝ (Bilzen) Het gelijksnijden van de zool- en hakrand na het in elkaar naaien van de schoen. [N 60, 115a] II-10