19728 |
schrijftafel, bureau |
bureau:
by(3)̄rau̯ (Q083p Bilzen),
bureau-enkelface:
by(3)̄rau̯ eͅŋkəlfas (Q083p Bilzen),
bureau-minister:
by(3)̄rau̯-menestər (Q083p Bilzen),
enkelface:
nən eͅŋkəlfas (Q083p Bilzen),
secretaire:
seͅkrətēͅr (Q083p Bilzen),
secretaire-tje:
seͅkrətēͅrkə (Q083p Bilzen)
|
bureau [N 56 (1973)] || bureau waarvan alleen de voorzijde laden en deuren bezit [N 56 (1973)] || groot en mooi bureau [N 56 (1973)] || schrijfkast met schuine klep [N 56 (1973)] || schrijftafel [N 56 (1973)]
III-2-1
|
33816 |
schrikachtig |
schouw:
šǫu̯ (Q083p Bilzen)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
šrikkəljoər (Q083p Bilzen)
|
Schrikkeljaar. [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
31753 |
schrobzaag, sleutelgatzaag |
kattenstaart:
katǝstat (Q083p Bilzen),
rattenstaart:
ratǝstat (Q083p Bilzen),
stootzeegje:
stǫwt˲zē̜xskǝ (Q083p Bilzen),
vossenstaartje:
vǫsǝstɛtšǝ (Q083p Bilzen)
|
Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330]
II-12
|
27356 |
schroefdraad |
schroefdraad:
šrūf˱druǝt (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
De spiraalvormige verhevenheid aan een houtschroef. Zie ook het lemma ɛschroefdraadɛ in wld II.11, pag. 69.' [N 54, 37g; N 54, 37a; monogr.] || De spiraalvormige verhevenheid of uitsnijding aan een moer of in een bout, het resultaat van het draadsnijden en draadtappen. [N 33, 304 add.; monogr.]
II-11, II-12
|
30853 |
schroefheft |
steel:
stiǝl (Q083p Bilzen)
|
Een heft, voorzien van een schroef, dienend om een els te bevatten. Zie afb. 7. [N 60, 182a]
II-10
|
19411 |
schroeien |
russen:
reiste (Q083p Bilzen),
schroeien:
sjroeie (Q083p Bilzen),
šrui̯ə (Q083p Bilzen),
verzengen:
verzeͅŋə (Q083p Bilzen),
vərzɛŋə (Q083p Bilzen)
|
schroeien [ZND 06 (1924)] || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
šrūvǝndrē̜ǝr (Q083p Bilzen),
tournevis:
turnǝves (Q083p Bilzen)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
20489 |
schrokken |
slokken:
sloekke (Q083p Bilzen),
vreten:
fraete (Q083p Bilzen),
ze inschuren:
(ze) ènsjiere (Q083p Bilzen)
|
gulzig eten [N 80 (1980)]
III-2-3
|
31044 |
schrooien |
gelijksnijden:
gǝlęjksnājǝ (Q083p Bilzen),
in zijn model snijden:
ęn zǝ mǝdɛl snājǝ (Q083p Bilzen)
|
Het gelijksnijden van de zool- en hakrand na het in elkaar naaien van de schoen. [N 60, 115a]
II-10
|