e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sinaasappel appelsien: appelsien (Bilzen) sinaasappel [ZND 40 (1942)] III-2-3
singel singel: se.ŋǝl (Bilzen  [(rond buik)]  ), singelriem: seŋǝlrī.m (Bilzen), zadelriem: zǭlrī.m (Bilzen) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sint-maarten sinte-maarten: sinte matte (Bilzen) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-2
sint-maartensvuur sint-maartenvuur: sint mattevier (Bilzen, ... ) Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)] III-3-2, III-3-3
sint-pieter te rome sint-pieter: sint pieter (Bilzen) Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)] III-3-3
sintel krik: krieken (Bilzen), oud: aat (Bilzen) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] || Hoe heten de aaneengeklonterde stukken as die in de kachel overblijven ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
sintels sintelen: seŋǝlǝ (Bilzen) Geheel of half uitgebrande stukken steenkool. Zie voor het woordtype kraaien ook de toelichting bij het lemma "sintelgat, slakkengat" en voor het tweede deel van het woordtype kraai-oudding (Q 121) RhWb (I), kol. 149, s.v. ɛaltdingɛ, "die angebrannten, aber nicht vollständig ausgebrannten Kohlenstückchen, die in der Asche liegen."' [N 33, 30; N 33, 39] II-11
sinterklaas sinterklaas: sinterkloaës (Bilzen, ... ), sintərklōəs (Bilzen, ... ) Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)] III-3-2, III-3-3
sjalot sjarlot: šərloͅtə (Bilzen, ... ) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjees sjees: šęi̯s (Bilzen) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13