21421 |
stelen |
stelen:
stēͅle (Q083p Bilzen),
stēͅlə (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
stèle (Q083p Bilzen)
|
stelen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
21422 |
stelen, scheefslaan |
pikken:
pikkən (Q083p Bilzen),
schampavie spelen:
šampəvī spiələln tə met (Q083p Bilzen),
scharreweg spelen:
šarrəwech spiələn tə met (Q083p Bilzen),
scheefslaan:
šēfslon (Q083p Bilzen)
|
Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
31766 |
stelknoppen |
knoppen:
knęp (Q083p Bilzen
[(enkelvoud: knǫp)]
)
|
De knoppen aan de onderzijde van de spanzaagarmen, waartussen het blad van de spanzaag bevestigd is. De enkelvoudige opgaven uit het lemma kunnen ook verwijzen naar de handgreep die aan sommige spanzagen zoals de draaizaag en de schulpzaag bevestigd is en het mogelijk maakt het zaagblad te draaien. Vgl. ook woordtypen als handgreep, handvat en snade. [N 53, 8d; N I, 1d]
II-12
|
30018 |
stelling |
bok:
bǫk (Q083p Bilzen)
|
Doorgaans uit drie poten opgebouwde stellage waar de mortelbak tijdens het vullen op wordt geplaatst. De stelling wordt ook gebruikt bij het beladen van het steenbord. Zie ook afb. 23. Met de termen 'bok' of 'schraag' duidde men in Q 121 een houten schraag met uitstekende dwarsplanken aan. Op de planken werden op heuphoogte van de metselaar de mortel en de stenen gedeponeerd zodat deze zich niet te diep hoefde te bukken. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(mortel)-', '(spijs)-' etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 45c; monogr.; div.]
II-9
|
18158 |
stelpen van bloed |
afbinden:
Van bloedende ledemaat.
aofbènne (Q083p Bilzen),
stelpen:
stélpe (Q083p Bilzen),
stollen:
(doen) stolle (Q083p Bilzen)
|
Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22367 |
stelt |
stelt:
en stelt (Q083p Bilzen),
stélt (Q083p Bilzen),
stélte (Q083p Bilzen),
stélte (loope) (Q083p Bilzen),
stêlte (Q083p Bilzen),
ɛn stélt (Q083p Bilzen)
|
a) elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats] [N 112 (2006)] || Stelt. [Willems (1885)]
III-3-2
|
25596 |
stempel |
stempel:
stɛmpǝl (Q083p Bilzen)
|
Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.]
II-1
|
31317 |
stempel, leest |
leest:
lēs (Q083p Bilzen)
|
Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278]
II-11
|
22663 |
stemvork |
diapason (fr.):
diapason (?) (Q083p Bilzen),
stemvork:
stémvork (sic) (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
stemvorket:
(ɛn stémversjèt) (Q083p Bilzen)
|
het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
29794 |
stenen opslaan |
(brikken) op een hoop opeenvaren:
ǫp nǝn (h)ōp˱ ǫp˱ēvǭrǝ (Q083p Bilzen),
(brikken) tasten:
tastǝ, tāstǝ (Q083p Bilzen)
|
De gebakken stenen op het tasveld opslaan. [N 98, 157 add.]
II-8
|