32965 |
telen, verbouwen |
kweken:
kwekǝ (Q083p Bilzen),
zetten:
zętǝ (Q083p Bilzen)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
30373 |
tengels |
plafondlatjes:
plǝfuŋlɛtšǝs (Q083p Bilzen)
|
Smalle, in L 210 ongeveer 5 cm brede en 2 cm dikke latten, die met een tussenruimte van 5 à 10 cm tegen de balklaag worden gespijkerd. Zij vormen volgens de invuller uit L 210 de basis voor een glad plafond dat uit riet is gemaakt. [N 54, 146b; monogr.]
II-9
|
17632 |
tepel |
dem:
dęm (Q083p Bilzen),
dɛm (Q083p Bilzen),
loes:
Borstvoeding.
loĕtse (Q083p Bilzen),
tet:
tɛt (Q083p Bilzen),
tietje:
tīēkes (Q083p Bilzen),
tip:
tippe (Q083p Bilzen),
top:
toeppe (Q083p Bilzen)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]borsttepels [N 10c (1995)] || Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-12, I-9, III-1-1
|
34452 |
tepel van een geit |
dem:
dęm (Q083p Bilzen)
|
[L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.]
I-12
|
34320 |
tepel, tet |
tet:
tęt (Q083p Bilzen),
tɛt (Q083p Bilzen)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
28804 |
tergal |
tergal:
tɛrgal (Q083p Bilzen)
|
Synthetische vezel bereid uit chemische grondstoffen, die o.a. worden vervaardigd uit steenkool en petroleum. [N 62, 75c; N 59, 201]
II-7
|
28805 |
terlenka |
terlenka:
tǝrlɛŋka (Q083p Bilzen)
|
Synthetische vezelstof. [N 62, 98; N 62, 75c; N 59, 201]
II-7
|
30594 |
terpentijn |
terpentijn:
tɛrpǝntęǝn (Q083p Bilzen)
|
Vluchtige vloeistof, bestaande uit een mengsel van sterk onverzadigde koolwaterstoffen. Als grondstof voor de bereiding ervan dienen de harsen die men uit verschillende pijnbomen wint. Terpentijn wordt gebruikt als verdunningsmiddel voor verf en voor de bereiding van matverven. Aan glansverf en vernis wordt terpentijn toegevoegd om de verf te verschralen en daardoor zakken te voorkomen. [N 67, 17a; L 8, 5; monogr.]
II-9
|
18127 |
tetanus |
klem:
de klèm (Q083p Bilzen),
klêm (Q083p Bilzen),
koud:
`t kaud (Q083p Bilzen),
vuur:
`t vier (Q083p Bilzen)
|
Als in een wondje straatvuil komt, kan er een infectieziekte ontstaan. De wetenschappelijke naam van die ziekte is Tetanus. Hoe noemt men die ziekte in uw dialect? [DC 60 (1985)] || Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem, tetanus). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33760 |
tetveulen |
tetveulen:
tɛt˲viǝlǝ (Q083p Bilzen),
zuikeling:
zęi̯.kǝleŋ (Q083p Bilzen)
|
Veulen dat nog gezoogd wordt. Een tetveulen is ouder dan een zuigeling en kan verkocht worden. [JG 1a, 1b; N 8, 2]
I-9
|