17854 |
uitglijden |
uitschrankelen:
autschrênkelen (Q083p Bilzen),
outschrankelen (Q083p Bilzen)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)]
III-1-2
|
26578 |
uithalen |
uitkappen:
ǫwtkapǝ (Q083p Bilzen)
|
Algemene benaming voor het uitkappen van de groeven van een molensteen. Zie voor meer specifieke handelingen bij het uitkappen van de groeven de lemmata ɛbreed scherpenɛ, ɛhol scherpenɛ, ɛdiep scherpenɛ enzovoorts.' [Vds 222; Jan 201; Coe 175; Grof 205]
II-3
|
28972 |
uithalen van de doorslagsteken |
uittrekken:
owttrękǝ (Q083p Bilzen),
vortdoen:
vurttūn (Q083p Bilzen),
vurtūn (Q083p Bilzen)
|
Het verwijderen van de doorslagsteken. [N 59, 51b]
II-7
|
32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ǫu̯.tkuǫ.mǝ (Q083p Bilzen)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
21953 |
uitkomen van de eieren |
afkomen van de jongen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
de joeng koëmen aof (Q083p Bilzen),
hikken:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
de eekes zin gehik (Q083p Bilzen)
|
Hoe heet verder: uitkomen van de eieren? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)]
III-3-2
|
29769 |
uitkruiers |
machinemannen:
(enk)
mǝšī̄nǝman (Q083p Bilzen),
uitvaarders:
ǫwt˲vǭrdǝrs (Q083p Bilzen)
|
Arbeiders die de gebakken stenen uit de steenoven naar het tasveld brachten. De in dit lemma opgenomen termen zijn zowel voor de veldoven als voor de ringoven van toepassing. [N 98, 126; N 98, 155; monogr.]
II-8
|
31087 |
uitleesten |
de leest deruit trekken:
dǝ lę̄s trawtrękǝ (Q083p Bilzen),
uittrekken:
awttrękǝ (Q083p Bilzen)
|
Het, eventueel met behulp van een leesthaak, uit de schoen trekken van de leest. [N 60, 141b]
II-10
|
21391 |
uitleggen |
breder maken:
brędǝr mǭkǝ (Q083p Bilzen),
langer maken:
laŋǝr mǭkǝ (Q083p Bilzen),
uitleggen:
awtlęgǝ (Q083p Bilzen),
uitlengen:
ǫwtlęŋǝ (Q083p Bilzen),
verlengen:
vǝrlęŋǝ (Q083p Bilzen)
|
Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW]
II-7
|
22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
dringelen:
dringele (Q083p Bilzen),
drèngele (Q083p Bilzen),
lengen:
ver zylə ieͅs läŋə (Q083p Bilzen)
|
het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren] [N 112 (2006)] || Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
21588 |
uitnodigen voor een begrafenis |
bidden:
beien (Q083p Bilzen)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|