e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
urineren de aardappels aflaten: de iërappəl aoflotte (Bilzen), de aardappels afschudden: de iërappəl aofsjèdde (Bilzen), gaan kijken of ik nog een mannetje ben: Als men zich uit een gezelschap verwijderd.  ich gon kieken of ich nog e mênneke bèn (Bilzen), gaan staan: Als men zich uit een gezelschap verwijderd.  ich moet ens gon ston (Bilzen), gaan waar de keizer te voet gaat: Als men zich uit een gezelschap verwijderd.  ich gon boe de keizer te voet geet (Bilzen), gaan waar de koning te voet gaat: Als men zich uit een gezelschap verwijderd.  ich gon boe de koning te voet geet (Bilzen), pipi doen: Kindertaal.  pipi dōēn (Bilzen), pissen: pisse (Bilzen, ... ), zeiken: (vulgair).  zeeke (Bilzen), Vulgair.  zeeke (Bilzen) urineren [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] III-1-1
vaandel drapeau (fr.): den drapau (Bilzen), drapeau (Bilzen, ... ), schutterijvlag: sjètteraajvlag (Bilzen), vaandel: en vāondel (Bilzen), vlag: de vlag (Bilzen), vlag (Bilzen) de aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan] [N 112 (2006)] || Vaandel. [Willems (1885)] III-3-2
vaars eenwinter: ē.wɛntǝr (Bilzen), jaarling: jīǝrleŋ (Bilzen), vaars: vi̯ɛi̯s (Bilzen), vi̯ɛs (Bilzen), vēǝs (Bilzen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelvod: šeͅtəlvoͅt (Bilzen) zo vet als een vaatdoek (schoteldoek) [ZND 08 (1925)] III-2-1
vademen in de/een naald(e) doen: ęn dǝ nǫǝlžǝ dūn (Bilzen), indoen: ęndūn (Bilzen), vamen: vē̜mǝ (Bilzen) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: vaodər (Bilzen), vòddər (Bilzen) vader; dat is zijn vader [ZND 08 (1925)] || vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
vagina, geslachtsorgaan van de merrie lijf: lęi̯f (Bilzen), lī.f (Bilzen) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
vakman stielman: stīlman (Bilzen) Timmerman of meubelmaker die degelijk werk aflevert. [N 55, 168a-b; N 55, 197] II-12
valdeur aan duiventil spoetnik: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de spoetnik (Bilzen) Hoe heet de inrichting waardoor de duiven wel het hok binnen kunnen maar niet eruit, of omgekeerd? [N 93 (1983)] III-3-2
vallen vallen: vallen (Bilzen), [~an]  vallen (Bilzen) vallen [ZND m] III-1-2