30138 |
vallende tand |
tandsgewijs afgewerkte muur:
tants˲gǝwājs˱ ǭf˲gǝwęrk˱dǝ mūr (Q083p Bilzen)
|
k˲valǝndǝ tsa [N 31, 28a; monogr.]
II-9
|
22333 |
vals spel |
foetelarij:
foêteleraaj (Q083p Bilzen),
gefoetel:
gefoêtel (Q083p Bilzen)
|
oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foêtele (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
nie foêtele (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
sjacheren:
sjachere (Q083p Bilzen),
vals spelen:
nie vals (spiële) (Q083p Bilzen)
|
eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk] [N 112 (2006)] || oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij] [N 112 (2006)] || vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
29067 |
vals splitje |
toe slipje:
tǫw slepkǝ (Q083p Bilzen),
toe splitsje:
tǫw spletšǝ (Q083p Bilzen),
vals plooitje:
vals plǫjkǝ (Q083p Bilzen),
vals slipje:
vals slepkǝ (Q083p Bilzen)
|
Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b]
II-7
|
29036 |
valse glans |
blink:
bleŋk (Q083p Bilzen),
glans:
glans (Q083p Bilzen),
het blinken:
ǝt blęŋkǝ (Q083p Bilzen)
|
Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b]
II-7
|
29107 |
valse plooi |
kronkel:
kreŋkǝl (Q083p Bilzen)
|
Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW]
II-7
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foêtelêr (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
heimelijke speler:
heemeleke spiëler (Q083p Bilzen),
heimelijke tokker:
heemeleke toekker (Q083p Bilzen),
valsspeler:
valsspiëler (Q083p Bilzen)
|
iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23001 |
van een glijbaan glijden |
schroevelen:
sjroêvele (sic) (Q083p Bilzen),
/
sjroêvele (Q083p Bilzen)
|
afglijden [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20474 |
van hoge afkomst |
van adel:
van odel (Q083p Bilzen),
van hoge afkomst:
van houg aofkoms (Q083p Bilzen)
|
van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
ręi.zǝlǝ (Q083p Bilzen),
ręi̯zǝlǝ (Q083p Bilzen),
ręi̯zǝlǝn (Q083p Bilzen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|