e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vallende tand tandsgewijs afgewerkte muur: tants˲gǝwājs˱ ǭf˲gǝwęrk˱dǝ mūr (Bilzen) k˲valǝndǝ tsa [N 31, 28a; monogr.] II-9
vals spel foetelarij: foêteleraaj (Bilzen), gefoetel: gefoêtel (Bilzen) oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij] [N 112 (2006)] III-3-2
vals spelen foetelen: foêtele (Bilzen, ... ), nie foêtele (Bilzen, ... ), sjacheren: sjachere (Bilzen), vals spelen: nie vals (spiële) (Bilzen) eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk] [N 112 (2006)] || oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij] [N 112 (2006)] || vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)] III-3-2
vals splitje toe slipje: tǫw slepkǝ (Bilzen), toe splitsje: tǫw spletšǝ (Bilzen), vals plooitje: vals plǫjkǝ (Bilzen), vals slipje: vals slepkǝ (Bilzen) Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b] II-7
valse glans blink: bleŋk (Bilzen), glans: glans (Bilzen), het blinken: ǝt blęŋkǝ (Bilzen) Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b] II-7
valse plooi kronkel: kreŋkǝl (Bilzen) Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW] II-7
valsspeler foetelaar: foêtelêr (Bilzen, ... ), heimelijke speler: heemeleke spiëler (Bilzen), heimelijke tokker: heemeleke toekker (Bilzen), valsspeler: valsspiëler (Bilzen) iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)] III-3-2
van een glijbaan glijden schroevelen: sjroêvele (sic) (Bilzen), /  sjroêvele (Bilzen) afglijden [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)] III-3-2
van hoge afkomst van adel: van odel (Bilzen), van hoge afkomst: van houg aofkoms (Bilzen) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van veren wisselen ruizelen: ręi.zǝlǝ (Bilzen), ręi̯zǝlǝ (Bilzen), ręi̯zǝlǝn (Bilzen) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12