e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vilsnee viltsnee: veltsni (Bilzen) Een fout in het leer, ontstaan als men bij het villen in de huid sneed. [N 60, 7a; N 37, 7] II-10
vin vin: vin (Bilzen) Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] III-4-2
vinden vinden: veͅnə (Bilzen), vinnen (Bilzen) vinden [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] III-1-2
vinger vinger: vinger (Bilzen), viŋĕr (Bilzen), viŋər (Bilzen), ənə viŋər (Bilzen) Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || een vinger [znd A1 (1940sq)] || vinger [RND] III-1-1
vingerhoed vingerhoed: veŋǝrhū.t (Bilzen), veŋǝrhūt (Bilzen), veŋǝrūt (Bilzen) Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.] II-7
vingerlid lid: liët van de vinger (Bilzen) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vink botvink: ook: vlasvènk  botvènk (Bilzen), vink: vĕnk (Bilzen), vlasvink: ook: botvènk  vlasvènk (Bilzen) vink [Willems (1885)] || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
viool viool: en viōūl (Bilzen), fjaul (Bilzen, ... ), viaul (Bilzen, ... ), ɛn fjaul (Bilzen) het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Viool. [Willems (1885)] III-3-2
viooltje viool: vioel (Bilzen), viooltje: viuulke (Bilzen) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vis, algemeen vis: vĕs (Bilzen) vis [Willems (1885)] III-4-2