30805 |
vilsnee |
viltsnee:
veltsni (Q083p Bilzen)
|
Een fout in het leer, ontstaan als men bij het villen in de huid sneed. [N 60, 7a; N 37, 7]
II-10
|
24386 |
vin |
vin:
vin (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
veͅnə (Q083p Bilzen),
vinnen (Q083p Bilzen)
|
vinden [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (Q083p Bilzen),
viŋĕr (Q083p Bilzen),
viŋər (Q083p Bilzen),
ənə viŋər (Q083p Bilzen)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || een vinger [znd A1 (1940sq)] || vinger [RND]
III-1-1
|
28889 |
vingerhoed |
vingerhoed:
veŋǝrhū.t (Q083p Bilzen),
veŋǝrhūt (Q083p Bilzen),
veŋǝrūt (Q083p Bilzen)
|
Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.]
II-7
|
17769 |
vingerlid |
lid:
liët van de vinger (Q083p Bilzen)
|
lid van de vinger [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
botvink:
ook: vlasvènk
botvènk (Q083p Bilzen),
vink:
vĕnk (Q083p Bilzen),
vlasvink:
ook: botvènk
vlasvènk (Q083p Bilzen)
|
vink [Willems (1885)] || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22671 |
viool |
viool:
en viōūl (Q083p Bilzen),
fjaul (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
viaul (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
ɛn fjaul (Q083p Bilzen)
|
het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Viool. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
viool:
vioel (Q083p Bilzen),
viooltje:
viuulke (Q083p Bilzen)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vĕs (Q083p Bilzen)
|
vis [Willems (1885)]
III-4-2
|