29072 |
voorpand |
voorste:
viǝstǝ (Q083p Bilzen)
|
Voorstuk van een jas, vest enz. [N 59, 93]
II-7
|
32643 |
voorschaar |
klein schulpje:
klē šę.lǝpkǝ (Q083p Bilzen),
scheller:
šęldǝr (Q083p Bilzen)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
25471 |
voorschoot |
blauwe voordoek:
blōǝ vɛrǝk (Q083p Bilzen),
leren voordoek:
lē̜rǝ vęrǝk (Q083p Bilzen),
voorvel:
vø̜rvɛl (Q083p Bilzen)
|
De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.] || Schort, vaak van blauwe stof, die de timmerman draagt tijdens het werk. [N 55, 183; monogr.]
II-11, II-12
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
voordoek:
verk (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
voorschoot [ZND 08 (1925)] || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)]
III-1-3
|
31274 |
voorslaan |
voorhouwen:
viǝr(h)ōǝ (Q083p Bilzen)
|
Met de voorhamer het gloeiende metaal smeden. Dit werk wordt door de smidsknecht gedaan. Hij houdt daarbij de steel van de voorhamer met beide handen vast en slaat op plaatsen van het werkstuk die hem door de smid worden aangewezen. [monogr.; N 69, add.]
II-11
|
33766 |
voorste deel van het paard, tot achter de voorbenen |
voorkant:
viǝrkant (Q083p Bilzen)
|
Het voorste gedeelte van het paard. Zie ook de lemmata ''middendeel van het paard'' (3.3.5) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [N 8, 11b]
I-9
|
33975 |
voorstrengen |
voorzeel:
vęrzēl (Q083p Bilzen),
voorzeels:
vø̜rzēl (Q083p Bilzen)
|
Aanvulling van het lemma voorstrengen in wld I.10: strengen waar het voorste van twee ingespannen paarden mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. [N 17, 27] || Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62]
I-10, I-13
|
34015 |
vooruit |
allez:
a`lē (Q083p Bilzen),
hop:
hǫp (Q083p Bilzen)
|
Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.]
I-10
|
33853 |
vooruittrappen |
kappen:
kapǝ (Q083p Bilzen),
klauwen:
klāvǝ (Q083p Bilzen)
|
De meeste woorden in dit lemma komen ook in het volgende lemma voor. [N 8, 70b en 71]
I-9
|
34583 |
voorwand |
hoofdbred:
h˙ēbrē.t (Q083p Bilzen),
ēt˱brē̜t (Q083p Bilzen
[(slechts bij langkar)]
),
kop:
kǫp (Q083p Bilzen),
voorste hoofdbred:
vi̯ęstǝ ēt˱brē̜.t (Q083p Bilzen),
vēǝrstǝ ēt˱brɛt (Q083p Bilzen)
|
De vaste of afneembare voorplank van de kar of wagen. De kar met opkipbare bak heeft meestal een vaste voorwand; bij die met vaste bak kan de voorwand weggenomen worden en vervangen worden door bv. een oogsthek om de laadruimte te vergroten. Dit lemma vertoont een grote gelijkenis met het lemma voor de achterwand. Dat is niet te verwonderen, omdat er betekenisuitbreidingen in de twee richtingen zijn geweest. Ten noorden van de lijn Halen (P 48) - Neeroeteren (L 368) hebben de benamingen voor de achterplank geleidelijk aan ook de betekenis "voorplank" gekregen, omdat de achterplank altijd een apart onderdeel van de kar of de wagen geweest is, terwijl de voorplank alleen maar bij de hoogkar los is en dus een apart onderdeel vormt. Ten zuiden van deze lijn is echter het omgekeerde gebeurd: de achterplank heeft de naam van de voorplank gekregen. Vermoedelijk hadden de karren hier oorspronkelijk helemaal geen achterplank. Toen men nadien de karbak achteraan ook ging afsluiten (om de laadruimte te vergroten), werd daarvoor dan dezelfde naam gebruikt als die van de voorplank, die hier sterk op leek. (Meer hierover is te vinden in Goossens 1963, pag. 54-58). Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [Meer hierover is te vinden in Goossens 1963, pag. 54-58]
I-13
|