e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Binderveld

Overzicht

Gevonden: 828
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardedeken onder het zadel onderhaam: ondǝrhǭm (Binderveld), onderzadel: ondǝrzǭl (Binderveld  [(kussentjes)]  ), serge: sǭzǝ (Binderveld) Deken die onder het zadel wordt gelegd om de rug van het paard te beschermen. Uit een aantal opgaven blijkt dat daarvoor ook andere materialen zoals kussens, vilt of (plastic) zakken gebruikt worden. Vergelijk ook lemma Onderzadel. [JG 1a, 1b] I-10
paardetuig paardsgetuig: pē̜ǝts˲gǝtø̜̄x (Binderveld) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
pand, bed bed: bęt (Binderveld  [(groter dan pand)]  ), pand: pān (Binderveld  [(acht voet)]  ) Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e] I-1
paren van de duiven paren: pōͅrə (Binderveld) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
pasgeboren kalf plat kalf: plat [kalf] (Binderveld) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pastoor pastoor (<lat.): pəstu.ər (Binderveld) pastoor [RND] III-3-3
pater pater (lat.): poͅ.ətəer (Binderveld) pater [RND] III-3-3
penis van de stier schacht: sxax (Binderveld) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
perzikkruid reuts: rø̜ts (Binderveld) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
pet: algemeen klak: klak (Binderveld) pet, muts, klak [RND] III-1-3