| 18725 |
kam |
kam:
kamp (Q029p Bingelrade)
|
kam [SGV (1914)]
III-1-3
|
| 18724 |
kammen |
kammen:
kumme (Q029p Bingelrade)
|
kammen (ww.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
| 33279 |
kapucijner, velderwt |
velderwten:
vɛltjɛrtǝ (Q029p Bingelrade)
|
Pisum sativum L. subsp. arvense (L.) A. et G. De meest geteelde variëteit van de veld- of akkererwten is wel de kapucijner met grauwe gedeukte erwten, die na het koken geheel bruin worden. Bij de opgave struikerwt wordt aangetekend: "men heeft hiervoor geen rijshouten nodig, zoals in de moestuin". Voor struu "stro" zie aflevering I.4, lemma Stro. [N P, 24a en 24b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
| 21760 |
kar |
kar:
kar (Q029p Bingelrade)
|
Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.]
I-13
|
| 18944 |
karakter (aard) |
aard:
aard (Q029p Bingelrade),
karakter:
karakter (Q029p Bingelrade)
|
aard (karakter) [SGV (1914)] || karakter [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 34249 |
karnen |
boter draaien:
[boter] drēi̯ǝ (Q029p Bingelrade)
|
Het op en neer bewegen van de vetdeeltjes in de melk of room, zodat deze zich aan elkaar hechten en op die manier boter vormen. Boter maken. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [S 17; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; L 27, 68; A 7, 23; A 28, 7; Ge 22, 8; Vld.; monogr.; add. uit N 12; A 16; S]
I-11
|
| 19695 |
kast |
kast:
kast (Q029p Bingelrade)
|
kast [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
katholiek (Q029p Bingelrade)
|
katholiek [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 28768 |
katoen |
katoen:
katūn (Q029p Bingelrade)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
| 17628 |
keel, strot |
strot:
schtrōāt (Q029p Bingelrade),
stroat (Q029p Bingelrade)
|
keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [SGV (1914)]
III-1-1
|