e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bingelrade

Overzicht

Gevonden: 1205
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nadeel nadeel: noadeil (Bingelrade) nadeel [SGV (1914)] III-1-4
nagel nagel: nagel (Bingelrade) nagel [DC 01 (1931)] III-1-1
nagras, tweede hooioogst groe(n)maad: grǫu̯mǝnt (Bingelrade), nagras: nǫgrās (Bingelrade) De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3
nauw, eng eng: (kort).  eing (Bingelrade) nauw [SGV (1914)] III-4-4
navel navel: navel (Bingelrade) navel [DC 02 (1932)] III-1-1
neef neef: nēͅf (Bingelrade) neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
negenoog negenoog: neugenoag (Bingelrade) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] III-1-2
nek nek: nak (Bingelrade) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nemen, pakken nemen: numme (Bingelrade), pakken: pakke (Bingelrade) nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2
nest nest: nĕst (Bingelrade), nĕster (Bingelrade) nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)] III-4-1