e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bingelrade

Overzicht

Gevonden: 1205
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soep sop: sop (Bingelrade) soep [SGV (1914)] III-2-3
spaak schei: šęi̯ (Bingelrade), speken: špęi̯kǝ (Bingelrade) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spade, spitschop graafschup: grāf[schup] (Bingelrade), schup: šøp (Bingelrade) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spannen spannen: schpanne (Bingelrade) spannen [SGV (1914)] III-1-2
spartelen spartelen: schpartele (Bingelrade) spartelen [SGV (1914)] III-1-2
spatader spatader: schpatoar (Bingelrade) spatader [SGV (1914)] III-1-2
speeksel uitspuwen spijen: schpieje (Bingelrade) spuwen [SGV (1914)] III-1-1
spek spek: schpek (Bingelrade) spek [garstig~] [SGV (1914)] III-2-3
spel (alg.) spel: schpeel (Bingelrade) spel [SGV (1914)] III-3-2
speld spang: špaŋ (Bingelrade) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7