29030 |
aftekenen met krijt |
knijtschramen maken:
knītšrø̜ǝm māxǝ (Q121c Bleijerheide)
|
In verband met het passen de kledingstukken aftekenen met krijt. [N 59, 75; N 59, 74]
II-7
|
25740 |
aftrekken |
de was op de schoen inwrijven:
dǝr wās op dǝr šoŋ evrīvǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het met was bestrijken van de schoen. [N 60, 134b]
II-10
|
33313 |
aftrekken (met de hand) |
kruiden:
krūǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c]
I-5
|
34002 |
aftuigen |
(het) gescheer uitdoen:
jǝšīr us˱duǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b]
I-10
|
30946 |
afvalleer |
afval:
āf˲val (Q121c Bleijerheide)
|
De snippers leer die overblijven van het uitsnijden van de pasklare stukken. [N 60, 48]
II-10
|
28379 |
afvoerband |
afvoerband:
āfvȳrbant (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma, Maurits]),
āfvø̄rbant (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Bandtransporteur voor de afvoer van de gewonnen kolen. Het woordtype "a.b." (L 265, Q 33) is een afkorting voor afvoerband. [N 95, 637; monogr.]
II-5
|
19701 |
afwas |
spoel:
špø̄l (Q121c Bleijerheide)
|
afwas
III-2-1
|
19580 |
afwassen |
spoelen:
špø̄lə (Q121c Bleijerheide)
|
spoelen, afwassen
III-2-1
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
spoelkomp:
sjpéul-komp (Q121c Bleijerheide),
špø̄lkomp (Q121c Bleijerheide)
|
afwasbak || bak waarin men afwast [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19655 |
afwaswater |
spoelwater:
špø̄lwasər (Q121c Bleijerheide)
|
afwaswater
III-2-1
|