e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afdalen afgaan: āfjoǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), invaren: evāra (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), naar gen aard in: noǝ ǝn ę̄ǝt en (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]), onderaardig gaan: oŋǝrę̄ǝdiš joǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma, Maurits]) Zich per lift naar het ondergrondse gedeelte van de mijn begeven. [N 95, 82; monogr.; Vwo 33; Vwo 41] II-5
afdeklat afdeklatje: āf˱dęklɛtsjǝ (Bleijerheide) Latje dat als afdekking op de trapboom tegen de muur wordt gespijkerd. [N 55, 102] II-9
afdektrede schutzbredje: šuts˱brɛtšǝ (Bleijerheide) Plankje dat de bovenzijde van de trede geheel of gedeeltelijk bedekt en voorkomt dat tijdens het aftimmeren van de vertrekken de treden door het bouwvakpersoneel worden beschadigd. [N 55, 105] II-9
afdeling abteilung: aptajluŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III]), revier: ręviǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]) Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.] II-5
afdelingsopzichter revierstijger: ręvīršt˙ījǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), stijger: štījǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]) Opzichter van de dagdienst. De afdelingsopzichter is de verantwoordelijke man voor een afdeling. Volgens Vanwonterghem (pag. 43) krijgt hij zijn bevelen van de ingenieur en geeft ze verder aan de chef-porions. Defoin (pag. 191) daarentegen noemt de afdelingsopzichter synoniem met chef-porion. De woordtypen "dagstijger" en "middagstijger" zijn volgens Van der Maar ontstaan uit het feit dat de afdelingsopzichters overdag dienst deden. De nachtdienst stond veelal onder toezicht van een meesterhouwer. [N 95, 909; monogr.; Vwo 37] II-5
afdingen afbieden: aaf-bie-ë (Bleijerheide) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1
afdunnen uitpluizen: ūtplȳzǝ (Bleijerheide) Bewerking van de watten voor de schouder, waarbij de dikte van de watten naar de kant toe wordt verminderd. [N 59, 117a] II-7
afgetrokken zeug afgelammelde zeug: āfjǝlamǝldǝ [zeug] (Bleijerheide) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afgezaagd kantstuk zoom: zōm (Bleijerheide) Het in de lengterichting afgezaagde, aan één zijde nog met schors bedekte zijdeel van een plank. Zie ook de lemmata ɛschaaldeelɛ en ɛwankantɛ.' [N 53, 29c; monogr.] II-12
afglanzen afglanzen: āfjlanzǝ (Bleijerheide) Het wegnemen van de valse glans. Afglanzen is het verwijderen van glans op die plaatsen, welke te droog geperst zijn. Deze glans verwijdert men door het inbrengen van damp door middel van vochtige doeken en hete ijzers. [N 59, 80a; N 59, 81a] II-7