e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hulpwerkzaamheden nevenwerk: nēǝvǝwɛrk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), nę̄vǝwerk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]) Algemene term voor het aanleggen van spoor, het verlengen van persluchtbuizen en luchtkokers en eventueel ook het maken van een watergoot bij het drijven van een steengang of galerij. [N 95, 799] II-5
huwelijk hoogtijd: hoeëgtsiet (Bleijerheide) bruiloft III-2-2
huwelijksuitzet mitgift (du.): mit’jif (Bleijerheide) bruidsschat III-2-2
iemand beboeten bestraven: bǝštroǝvǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]) Iemand beboeten, bijvoorbeeld door hem een geldstraf te geven. [monogr.; N 95, 552] II-5
iemand genezen of gezond verklaren (iemand) gezond schrijven: jǝzoŋk šrīvǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]), weerom aanvangen: wørm āva.ŋǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]) De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970] II-5
iemand kwaad maken reizen (du.): rai’tse (Bleijerheide) prikkelen, kwaad maken III-1-4
iemand prijzen prijzen: prieze (Bleijerheide) prijzen III-1-4
iemand zijn gang laten gaan laten gewhren (du.): jeweë’de losse (Bleijerheide) laten begaan III-1-4
ijs (alg.) ijs: ies (Bleijerheide), ī.s (Bleijerheide) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsje ijsschuitje: ies’sjütsje (Bleijerheide) ijshorentje III-2-3