e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inmaken inmaken: De boeëne, de proemme i¯maache  i’maache (Bleijerheide) inmaken III-2-3
innemen enger maken: eŋǝr māxǝ (Bleijerheide) Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW] II-7
inplak opvulling: opvulling (Bleijerheide), talon: talǫn (Bleijerheide), zieltje: ziǝlšǝ (Bleijerheide) Stukjes ingeplakt afvalleer of teervilt waarmee men holtes opvult, die ontstaan door oneffenheden onder aan de binnenkant, vooral door het onderzetten van de cambreur. Volgens de informant van Q 253 bestaat de ziel uit twee dunne stukjes hard leer, op elkaar los ingewerkt tussen de bal van de hak. Deze worden er ingewerkt om de schoen te laten kraken. [N 60, 91; N 60, 172a; N 60, 172b] II-10
inplakzool inplakzool: eplakzoal (Bleijerheide) Het zooltje dat in het betere schoeisel ingeplakt wordt. [N 60, 171c] II-10
inplakzool [wld ii.10, p. 35] inplakzool: i-plak-zoal (Bleijerheide) Het zooltje dat in betere damesschoenen ingelijmd wordt? (inplakzooltje?) [N 60 (1973)] III-1-3
inschenken inschudden: Sjud nog ins i, op ee bee kan me nit stoa  i’sjudde (Bleijerheide) inschenken III-2-3
inschieten inschieten: ešesǝ (Bleijerheide) Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1
inschot ingang: ejaŋk (Bleijerheide), ingang van de schoen: egaŋk van dǝr šoŋ (Bleijerheide) De plaats waar men met de voet in de schoen schiet. [N 60, 29; N 60, 192] II-10
inschot [wld ii.10, p. 24] ingang van de schoen: igank van der sjong (Bleijerheide) De plaats waar men met de voet in de schoen schiet (inschot)? [N 60 (1973)] III-1-3
inslaan, van de bliksem gezegd inslaan: ⁄t had i-jesjlage (Bleijerheide) inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4