e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine bouwladder korte steigerledder: kotǝ štījǝrlɛdǝr (Bleijerheide) Kleine ladder van ongeveer 1.75 m lengte die voornamelijk wordt gebruikt voor het werk binnenshuis. [N 32, 9b; monogr.] II-9
kleine hoeveelheid eten beetje: bisje (Bleijerheide), greumel: gruumel (Bleijerheide), spitsje: sjpietsje (Bleijerheide) Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)] III-2-3
kleine stenen vechtformaat: vechtformaat (Bleijerheide) Smalle, dunne baksteentjes. De invuller uit L 321 onderscheidt daarbij vier formaten: ɛvechtformaatɛ (21x10x4 cm), van klei; ɛwaalformaatɛ (21,5x10x5,5 cm), van klei, voor buitenwerk; ɛmaasformaatɛ (21,5x10x8,5 cm), wit, voor binnenwerk en ɛlilliputtersɛ (14,5x6,5x3,5 cm), mooi glad, voor schoorsteen en hal. In L 291 werd zoɛn kleine steen spottend ook wel een bakkersbrood (bɛk\rs˱brū\t) genoemd.' [N 30, 54a; monogr.] II-8
kleingeld aardappels: ps. invuller twijfelt over dit antwoord!  jeräppels? (Bleijerheide), kleingeld: kling jeld (Bleijerheide) Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
kleinwerker kleinstukwerker: kleŋštøkwerkǝr (Bleijerheide) Vakman of kleermaker die alleen kleine kledingstukken zoals broeken en vesten maakt. [N 59, 194a] II-7
klemblok, felsapparaat felsmachine: fɛltsmašiŋ (Bleijerheide) Een soort blok dat bestaat uit twee bekken met in ieder daarvan halfronde openingen van verschillende maat, waartussen men pijpen kan vastzetten om daaraan met behulp van een doorn een kraag te kunnen slaan. Daarbij wordt een houten hamer gebruikt. Er bestaan ook uitvoeringen van dit apparaat waarbij de doorn met behulp van een spindel in het uiteinde van de pijp wordt gedraaid. Zie ook de lemmata ɛdoornɛ en ɛflensɛ en afb. 253.' [N 64, 121b] II-11
klemgereedschap spantuig: špantsyx (Bleijerheide) De algemene benaming voor het span- en klemgereedschap zoals dat door timmerlui en andere houtbewerkers wordt gebruikt bij het lijmen of aan de werkbank. [N 53, 215] II-12
klemmen vastspannen: vasšpanǝ (Bleijerheide) Een werkstuk met behulp van een lijmknecht, bankschroef, bankhaak, etc. vastzetten, bijvoorbeeld bij het lijmen. [N 53, 224a] II-12
klemmen, stroppen van de zaag wringen: vreŋǝ (Bleijerheide), zich stroppen: zix štrø̜pǝ (Bleijerheide) Het moeilijk door het hout gaan of klemmen van de zaag tijdens het zagen. De oorzaak hiervan is dat de zaagtanden onvoldoende gezet zijn en/of te bot zijn. [N 50, 43c; N 53, 28b-c; N 53, 28e; N 75, 118a-b] II-12
klep klap: klap (Bleijerheide) De flap met vetergaten welke bij derbybottines en derbymolières los op de schoen ligt en maar aan één kant is vastgenaaid. [N 60, 26] II-10