e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraagmantel pelerine (<fr.): pellerine (Bleijerheide), plerien (Bleijerheide) een ouderwetse kraagmantel (pellerine?) [N 59 (1973)] || kraagmantel (vero) [kariek, karrik] [N 23 (1964)] III-1-3
kraagpunt haakse ecke: hoaksǝ ɛk (Bleijerheide) Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b] II-7
kraagschroef houtschroef: hōtsšruf (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), tire-fond: tirǝfǫŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]) Grote houtschroef waarvan het bovengedeelte de railvoet op de dwarsligger houdt. Het woordtype "telefoonbout" uit Q 113 en Q 121b voor respektievelijk de mijnen Emma en Willem-Sophia is een volksetymologische verbastering van "tire-fondbout". [N 95, 712; Vwo 453; Vwo 784] II-5
kraaien, gezegd van de haan kraaien: kriǝnǝ (Bleijerheide) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraakbeen knoers/knors: knōē-esj (Bleijerheide) kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)] III-1-1
kraal omgebuigde rand: ømjǝbø̜x˱dǝ raŋk (Bleijerheide) Omgebogen rand of verdikking aan een metalen plaat. Met name dakgoten worden doorgaans van een kraal voorzien. Zie ook Wld II.9, pag. 176, afb. 84a. [N 64, 13b] II-11
kraalprofiel kraal: krāl (Bleijerheide) Houten lijst waarvan de dwarse doorsnede een halfbolvormig profiel vertoont. Zie ook afb. 154. [N 55, 156] II-12
kraamverzorgster wachtsvrouw: waads’vrauw (Bleijerheide) kraamverpleegster III-2-2
kraanvogel kroenekraan: kroeënekraan (Bleijerheide) kraanvogel III-4-1
krabben scheren: šērǝ (Bleijerheide) Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] II-1