e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laadplaats füllort: fylǫrt (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) De ondergrondse ruimte naast de schacht waar de mijnwagens op de kooi worden geduwd. [N 95, 690; monogr.; N 95A, 3; N 95, 178] II-5
laadpunt füll-lok: fyllǭx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), vullok: vøllǭx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) De plaats waar de mijnwagens ondergronds geladen worden. [monogr.; N 95, 690; N 95, 691; Vwo 21; Vwo 462; N 95, 178] II-5
laadstok laadstek: lānštɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Ronde houten stok waarmee de schiethouwer of schietmeester de patronen in het schietgat duwt. De stok is van hout omdat een metalen laadstok vonken zou kunnen voortbrengen en op deze wijze de lading vroegtijdig zou kunnen doen ontploffen. [N 95, 406; monogr.; Vwo 176; Vwo 178; Vwo 463] II-5
laadwagen laadschup: lānšøp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), lātšøp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), laadwagen: lānwān (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), l˙ātw˙ān (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), schaufellader: šawfǝll˙ādǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Mechanisch aangedreven machine waarmee bij de aanleg van steengangen en galerijen de losgeschoten of losgehakte stenen in mijnwagens kunnen worden geladen. De woordtypen "eimco" (Q 35), "eimcowagen" (Q 121) en "sullivan" (Q 121) hebben betrekking op laadwagens, genoemd naar de fabrikant. [N 95, 830; N 95, 833; N 95, 834; monogr.; div.; Vwo 388; Vwo 389; Vwo 460; Vwo 695] II-5
laag schoven op de wagen laag: lǭx (Bleijerheide) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laagte in een akker del: dɛl (Bleijerheide) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laars (alg.) stevel: stevvel (Bleijerheide, ... ) Het schoeisel dat gedeeltelijk ook het been boven de enkel bedekt? (laars?) [N 60 (1973)] || laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laars tot of boven de knie kapstevel: Bis aan de lies.  kapstevvel (Bleijerheide), kniestevel: Bis ajen kneije.  kneistevvel (Bleijerheide) Laarzen of schoenen die een schoenmakersknecht buiten weten van zijn baas voor een andere baas maakt? (giechellaars?) [N 60 (1973)] III-1-3
laarzebeen leest: lę̄s (Bleijerheide), stevelbeen: števǝlbę̄ (Bleijerheide) De houten vorm, in de vorm van een been of voet, waarop laarzen en bottines uitgespannen worden. Zie afb. 33. [N 60, 68a; N 60, 69b] II-10
laarzenmaker stevelmaker: števǝlmāxǝr (Bleijerheide) De man die uitsluitend laarzen maakt. [N 60, 216d] II-10