e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
noors verband, kettingverband lang kettenverband: laŋk kɛtǝvǝrbaŋk (Bleijerheide) Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e] II-9
nootjeskool anthraciet vier: antratsit vēǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), nootjeren: nø̄sjǝrǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Kolensoort waarvan de afmeting varieert van 6 tot 120 mm. [N 95, 467] II-5
nootmuskaat muskaat: besjoat (Bleijerheide), muskaatnoot: besjoat’noos (Bleijerheide), muskatebloem: besjoa’teblom (Bleijerheide) geraspte muskaat || muskaat || muskaat(noot) III-2-3
nootstijl stijl met spond en ronde opdek: štil met špoŋk ɛn roŋǝ op˱dęk (Bleijerheide) Geprofileerde raamstijl die past in de tochtsponning. [N 55, 12b] II-9
notariskosten schrijfgeld: sjrief-jeld (Bleijerheide) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
notenboom notenboom: no’seboom (Bleijerheide) noteboom I-7
notendop nootschaal: noos’-sjaal (Bleijerheide) notedop I-7
nummeren de treden nommereren: dǝ tretǝ nomǝrīrǝ (Bleijerheide), nommeren: nǫmǝrǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) De treden en de daarmee overeenkomende nesten in de spil een nummer geven om de constructie gemakkelijk in elkaar te kunnen zetten. [N 55, 98] || Mijnwagens met krijt voorzien van een nummer of een merkteken om ze op deze wijze te kunnen tellen. [monogr.; N 95, 677; N 95, 682] II-5, II-9
nylonkous nylon: nijlons (Bleijerheide) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3
o.v.s.-gebouw o.v.s.-school: [o.v.s.]-žuǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]), vakschool: faxšūǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) De Ondergrondse Vakschool waar de mijnwerker wordt opgeleid voor het mijnwerk ondergronds. [N 95, 24] II-5