e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderste handvat (onderste, korte, rechtse) grif: rętsǝ gref (Bleijerheide) Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
ondersteken de nester onder zich steken: dǝ nɛstǝr oŋǝr zix štē̜xǝ (Bleijerheide) Wanneer een stuk hout met een scheve hoek in een ander stuk hout moet worden ingelaten, zoals dit bij de bevestiging van traptreden in spil of trapboom voorkomt, wordt aan de zijde van de scherpe hoek het hout afgesnuit ten einde te vermijden dat men de groeven of nesten zou moeten ondersteken, d.i. onder een scherpe hoek insteken, waardoor bij enigszins wringen een deel van het hout zou kunnen afsplijten. [N 55, 120b] II-9
onderstel poten: puǝtǝ (Bleijerheide) Het geheel van drie poten en een blad van een spinnewiel. [N 34, B3] II-7
ondersteunen (een) bouwwerk zetten: bǫwwɛrk zɛtsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), bouwen: bǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), een bouw legen: enǝ bǫ.w lēǝjǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]), een stijp deronder zetten: e ̞nǝ štip˱ droŋǝr zɛtsǝ (Bleijerheide), met een bred opvangen: met˱ ē brɛt˱ op˲vaŋǝ (Bleijerheide), met een stijp opvangen: met˱ e ̞nǝ štip˱ op˲vaŋǝ (Bleijerheide), stützen: štytsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Een muur onderschragen met een stut of schoor. Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen het lemma 'Muur'. [N 31, 48a; monogr.] || Houten of metalen ondersteuningen plaatsen. In de mijnen van Waterschei en Winterslag maakt men volgens de invuller uit Q 3 een verschil tussen "kaders zetten" en "stempels en belen bouwen". Met de eerste woordgroep duidt men het ondersteunen in galerijen aan, met de tweede het ondersteunen in pijlers. Het woordtype "apôyeren" wordt met name gebruikt in de mijnen van Beringen, Winterslag, Zolder, Houthalen en Waterschei (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 291; N 95, 321; N 95, 289; N 95, 575; monogr.; Vwo 63; Vwo 151; Vwo 560; Vwo 759; Vwo 808] II-5, II-9
ondersteuning bouw: bouw (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale, Wilhelmina]) Ondersteuningselement voor mijngangen, bestaande uit een raamwerk van twee of meer houten of metalen palen of balken. Het woordtype "kader" is volgens de invuller uit Q 3 van toepassing op een ondersteuning voor een galerij. In een pijler daarentegen worden "stempels" en "belen" gebruikt. [N 95, 317; N 95, 290; monogr.; Vwo 152; Vwo 154; Vwo 164; Vwo 402; Vwo 561; Vwo 761] II-5
ondersteuning, betimmering van een mijngang bouwwerk: bǫwwɛrk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), houteren bouwwerk: hōtsǝrǝ bǫwwɛrk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ijzeren bouwwerk: īzǝrǝ bǫwwɛrk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), uitbouw: ūsbǫw (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Algemene benaming voor de ondersteuningen als geheel van een ondergrondse ruimte. [N 95, 289; monogr.] II-5
ondersteuningen vastslaan (het bouwwerk) aanhouwen: āhǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), (het bouwwerk) aankloppen: āklǫpǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), vastbouwen: vasbǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Ondersteuningen vastslaan. Volgens een respondent uit Q 121 was er aan de hand van het al dan niet goede geluid daarbij controle op de sterkte van de stijl mogelijk. Invullers uit Q 121 en Q 121c merken op dat de stijl in zo''n geval bromde. [N 95, 354; monogr.; N 95, 370] II-5
onderstukken onderstukker: oŋǝrštøkǝr (Bleijerheide) De stukken leer van mindere kwaliteit tussen de omloper en de achterlap. Hiermee geeft men de hak hoogte. De informant van Q 18 vermeldt dat hij bekend was met het feit dat hiervoor buffelhuid werd gebruikt. Die was groen van kleur, dik en zeer slecht. Zie afb. 51. [N 60, 128b] II-10
onderwerk onderwerk: oŋǝrwɛrk (Bleijerheide) Het onderste gedeelte van de schoen. Kn√∂fel (I, pag. 193) verstaat onder onderwerk "hak, zool, rand, binnenzool en contrefort (stijf) aan schoenwerk". [N 60, 74a] II-10
onderwerk [wld ii.10, p. 35] onderwerk: ongerwerk (Bleijerheide) Het onderste gedeelte van de schoen (onderwerk?) [N 60 (1973)] III-1-3